SECULIER
Inhoud
Inleiding
Hoe de mens zijn god(en) bedacht en dat kennis daar een eind aan kan maken
Dat godsdienst niet de moeder is van de moraal
Gaat god voorbij?
Spinoza
Heb ik een vrije wil, of lijkt dat maar zo?
Seculiere hoop
Waar het allemaal goed voor is, boodschap aan mijn kleinkinderen
Dat godsdienst niet de moeder is van de moraal
Ik vermoed dus dat goden menselijke bedenksels zijn, dat geloven in bovennatuurlijke wezens ooit is begonnen, dat het tijdperk van de godsdienst een fase is in de ontwikkeling van mens en wereld en dat het verschijnsel te zijner tijd weer zal verdwijnen.
Ongetwijfeld heeft godsdienst haar functie (gehad), iets in de psyche van mensen die zich bewust worden van beangstigende onbegrepen natuurverschijnselen. Een machtige god kan je beschermen, zo voelt dat. Mogelijk is gevoel voor het bovennatuurlijke zelfs in de genen gaan zitten (en kan er ook weer uit verdwijnen).
Hebben dieren ooit getaald naar goden van wie ze hulp verwachtten? Als het onweerde, de donder zich liet horen, kropen katten weg en huilden de wolven van angst. En dat doen ze nog steeds.
Gevaar, lijden en dood kwamen alle dieren, net als de mensen, tegen op hun levenspad. Riepen zij hun voorouders aan? Wierpen zij zich in aanbidding neer voor een hoger wezen, in de hoop op verlossing, troost en eeuwig leven? Dat dacht ik toch niet. Om zoiets te verzinnen heb je reflexieve menselijk wezens nodig.
Dieren hebben hun angsten en instincten, maar van religieuze rituelen lijkt geen sprake. Zelfs bij chimpansees of bonobo's, die toch sterk op de mens lijken, tref je geen vorm van godsdienst aan. Ze schijnen nauwelijks weet te hebben van het bestaan van ouders en geen angst te hebben voor, noch behoefte aan voorouders of bovenaardse wezens.
Als wij mensen dus zijn opgeklommen uit het dierenrijk, en godsdienstige wezens zijn geworden, dan moet ergens in dat proces zijn binnengeslopen. Ongetwijfeld voorzag die godsdienst in een behoefte. De menselijke soort was ermee geholpen, neem ik aan. Godsdienst had haar functie in de evolutionaire ontwikkelingsprocessen, wellicht in het bijzonder in de morele ontwikkeling van de mensensoort; in het bijeenhouden van grote groepen, in het overwinnen van angst?
De godsdiensten claimden soms dat ze de moraal hebben uitgevonden. Moraal bij dieren zou niet bestaan, god heeft alleen de mens kennis gegeven van goed en kwaad. We danken onze moraal aan de godsdienst, en dat we dus vooral moeten luisteren naar de boodschap van god, te vinden in de diverse heilige boeken. Ik erger me aan deze mening.
We weten we inmiddels dat dieren, en niet alleen onze directe voorgangers, de mensapen, er moraal op na houden. We treffen bij dieren empathie aan, gevoel voor onrechtvaardigheid, jaloezie, trouw. Modern hersenonderzoek laat een biologische verankering zien van moraal in het lichaam, hetzij in de genen, hetzij in de hersenen.
Het 'zich gedragen' van de levende wezens in de voormenselijke tijd werd net als nu gestuurd door in genen en in hersenen opgeslagen informatie. De natuur(wetten) bepalen voor een groot deel het gedrag, meestal met als doel het behoud, het voortbestaan en de verbetering van de soort. Je zou misschien de dierlijke instinctieve kennis kunnen opvatten als een 'dierlijk geweten'. Zo'n geweten zou dan bij de vroege mens een nieuwe weg omhoog hebben genomen, een stevige uitbreiding naar een menselijk geweten. Zoiets was er eerder dan de godsdiensten, het is een natuurwet. Zo regelt het leven de dingen blijkbaar.
Hier is het aardig om iets aan te halen dat ik in een artikel van Hans Achterhuis las. Hij schrijft over het vijfde gebod "eert uw vader en uw moeder". Voor zover hij kan zien, doen dieren daar niet aan. Deze norm, dit stukje moraal hebben we niet evolutionair meegekregen. Wel de zorg voor kinderen, niet de zorg voor ouderen. Hij ziet hier een duidelijk voorbeeld van moraal die wel een godsdienstige oorsprong heeft.
Als de Verlichting inderdaad mede verantwoordelijk is voor het verdwijnen van godsdienst, dan gaat een deel van de eer naar Bento Spinoza. Lang voor Darwin poneerde hij de stelling dat elke soort streeft naar voortbestaan, naar ontwikkeling en dat de krachten daartoe door de natuur zelf worden geleverd.
Hij verwierp het bovennatuurlijke, vond dat de natuur genoeg had aan zichzelf. Als Spinoza het woord god gebruikte, bedoelde hij daarmee de natuur, de oerkracht van de wereld:
De natuur zorgt goed voor zichzelf. Ze houdt zichzelf in stand, verbetert zichzelf, groeit uit. Nieuwe individuen van alle soorten planten en dieren, inclusief de mens vormen zich. Je kunt erop vertrouwen dat zij door diezelfde natuurwetten in stand worden gehouden.
Elk organisme heeft het vermogen zich te ontwikkelen, zich te realiseren. Hoe groter dat vermogen, hoe beter. Wat bijdraagt aan dat vermogen, is goed. Alles wat daaraan afdoet, is slecht. Lang voor Frans de Waal, verkondigde Spinoza al dat moraal net als alle natuurkrachten immanent in de Natuur aanwezig is en niet afkomstig van transcendente goden.