Start chemie Afrika schrijfsels leuke ideeën 70 jr
antiautoritaire opvoeding Daan van Alten & Wietske Blokker

antiautoritaire opvoeding

Terugblikken

De antiautoritaire beweging blijkt een feest van korte duur. Deze wijze van opvoeden gaat ze niet in de kouwe kleren zitten. Al met al timmert de beweging niet veel langer aan de maatschappelijke weg dan een jaar of vijf. Het kost veel energie; je kunt er moe van worden. In de praktijk wordt er al heel gauw zoet water bij de (zure) theoretische wijn gedaan. Eén kind op de crèche, dat gaat nog wel, inclusief de wekelijkse vergaderingen. Een tweede kind wil soms nog lukken, maar er wordt veel minder energie in gestoken.
De kinderen gaan van de crèche af en moeten naar de kleuterschool. Thuis wordt nog wel antiautoritair opgevoed, maar het dogmatische vuur is een beetje geblust. En veel kritiek steekt de kop op, ook van binnenuit.
Die begint al heel vroeg, meteen eigenlijk. Uit een interview in 1970 met Vroemen, blijkt al dat de opvoeders problemen ondervinden bij hun experiment, maar ze zijn nog steeds sterk gemotiveerd om door te zetten.
De eerste forse kritiek lijkt te komen van het Nederlands-Belgische strijdblad STRUKKEL, in 1972. De redactie neemt een malaise waar en maant de ouders dat ze toch vooral oog moeten hebben voor de totaliteit van de maatschappelijke (verderfelijke) structuren. Antiautoritaire opvoeding is zinloos als de ouders zich niet genoeg verdiepen in de oorzaken van de burgerlijke status quo. En ach ja, antiautoritair is toch feitelijk niet meer dan een aanloop naar de echte nieuwe politieke socialistische opvoeding.
Deze houding van de dogmatici is hier en daar oorzaak van ruzies. Het raakt een oud zeer: hoe moet die opvoeding eigenlijk heten?

Op 10 april 1974 staat er in de Groene Amsterdammer een artikel over 'de klad in de antiautoritaire crèche' van Peter van Lieshout. De Groene liep enkele jaren daarvoor voorop in de media om (positieve) aandacht voor de beweging te vragen, maar spreekt nu van de ondergang van het antiautoritaire crèchewezen. Smalend meent Van Lieshout te kunnen constateren dat de mama's en de pappa's wat moe en mismoedig uit de ogen blikken.

In datzelfde jaar verschijnt het boek Anti-autoritair opvoeden, een analyse en kritiek van de Vlaamse Jan Buelens en Denise Wijnen, met een kritische beoordeling van de opvoeding in drie Vlaamse en drie Nederlandse antiautoritaire crèches, waaronder de Nijmeegse Pater Brugmankresj en de Amsterdamse Prins Konstantijn. Witte Kinderplannen zijn in hun boek niet opgenomen.
In lijn met de opvattingen van STRUKKEL, zien zij veel tegenstrijdigheden en inconsequenties tussen de antiautoritaire doelstellingen en de manier waarop de opvoeders die willen realiseren. Zo ontbreekt het volgens hen aan enige systematiek in de doelstellingen, waardoor het lastig is tot realisatie ervan te komen. Als je een socialistische staat, een klassenloze maatschappij wilt realiseren, moet de opvoeding gericht zijn op het scheppen van klassenbewustzijn, klassensolidariteit en de voorbereiding van de klassenstrijd, vinden deze auteurs.
Het komt er, volgens de schrijvers, op neer dat de antiautoritaire opvoeders - nogal naïef - veronderstellen dat veranderingen in het bewustzijn zouden leiden tot een fundamentele verandering in de maatschappij.

De Amsterdamse Prins Konstantijn is de eerste crèche die zichzelf opheft, al in 1974; heeft dan vijf jaar gefunctioneerd.

In januari 1975 verschijnt in een bijlage van het NRC-Handelsblad onder de titel: "Waar zijn de anti-autoritaire kinderen gebleven?" Het betreft een artikel van Ineke Jungschleger. Volgens haar waren de antiautoritaire crèches vanaf het begin een bron van sensatie en misverstanden. Het schande-geroep hield op toen het nieuwtje er af was en werd het stiller.
Hoe gaat het met die kinderen, vraagt ze zich af, en hoe is het gegaan met de theorie van de 'opvoeding tot ongehoorzaamheid'?
Jungschleger haalt een van de theoretici van het eerste uur aan, Hilde van Oostrum (28), bijna afgestudeerd pedagoge die nu sceptisch terugkijkt op de droom van de socialistische omwenteling ten tijde van Provo en de Maagdenhuisbezetting:
"Het perspectief was politiek: kinderen die opgevoed waren vanuit hun eigen behoeften, zonder prestatiedwang, zichzelf regulerend in hun eerste levensjaren, zouden een andere maatschappij gaan maken. Dat gelooft nu geen hond meer."
De oprichting van de eerste kleuterschool of lagere school blijft uit. De kinderen moeten naar een bestaande school, bijvoorbeeld de Burghtschool in Amsterdam. Het schoolhoofd blijkt positief en zegt tegen Jungschleger:
Het is goed dat ze met hun ideeën aan de weg zijn gaan timmeren. Het heeft beslist zijn invloed gehad in het onderwijs. Je hebt in dit vak nooit veel tegenspraak gehad. Ik vond het eigenlijk ook heel gewoon dat ik altijd gelijk had. Dat gelijk van de meester is nu minder vanzelfsprekend geworden.
Op de Burghtschool is men het erover eens dat de antiautoritairen de koplopers waren van een veel grotere groep die in de afgelopen vijf, zes jaar andere ideeën begon te krijgen over autoriteit en gezag.
Ook spreekt Jungschleger met psycholoog Welsen in Nijmegen, die als volgt de kinderen analyseert:
Ze zijn meer gericht op de relatie met andere mensen dan de meeste kinderen in hun klas. Als ze met hun werk klaar zijn, beginnen ze meteen een praatje. Ze vervallen niet tot friemelgedrag als ze even niets te doen hebben. Ze praten makkelijk en vrij met volwassenen. Kunnen het ogencontact lang volhouden, dat is een opvallend kenmerk.
Een onderwijzeres van de eerste klas daar in Nijmegen vindt de antiautoritaire kinderen in haar klas vitaal en geconcentreerd. Het zijn kinderen waar je veel mee kunt doen, en ze staan vrij tegenover volwassenen, is haar indruk.

Het NRC-artikel constateert dat het aan de weg timmeren van de antiautoritaire opvoeders tot gevolg heeft dat hun ideeën over groepsopvoeding van twee- tot vierjarigen (ongemerkt) hebben doorgewerkt. Waar vijf jaar geleden moord en brand werd geschreeuwd over bloot lopen, met verf smeren, is dat nu in heel veel peuterspeelzalen een normale zaak.

Het Congres

Onder de titel "Antiautoritair opvoeden, kan dat nog?" wordt begin oktober 1975 een lustrumcongres georganiseerd door de Stichting Nijmeegse Kinderkresj. Meer dan honderd deelnemers uit het hele land (ouders, onderwijsmensen en anderen) steken de koppen bij elkaar om zich te bezinnen op de voorbije antiautoritaire activiteiten.
Tijdens dit congres worden een aantal tekortkomingen geconstateerd: Kort na dit congres, en naar aanleiding ook daarvan, verschijnt er een uitgebreid artikel van Marjo van Soest in De Nieuwe Linie. "Zijn ze er nog, de antiautoritaire opvoeders?" vraagt ze - hoopvol - in haar artikel.
In het eind van de zestiger jaren, schrijft Van Soest, richtten ze hun eerste kresjes op, begeleid door hevige bijval en afkeuring. In de periode van betrekkelijke rust die erop volgde ploegden zij voort in Nijmegen, Amsterdam, Den Haag en enkele andere plaatsen in het land. Er was weinig politieke overeenkomst, veel vaag idealisme, uitgegoten in stencil-taal.
De doelstelling klonk zo fantastisch mooi:
"Antiautoritair opvoeden is opvoeden tot verzet tegen de onderdrukkers"
of:
"Voedt kinderen op tot weerbare mensen die autonoom kunnen beslissen, kritisch zijn en onderling hecht verbonden. Dit mensensoort is niet te manipuleren, maar zal altijd zelf blijven denken."
Van Soest vraagt zich af of de antiautoritaire beweging vanaf nu een nieuw tijdperk ingaat, kleiner, hechter en politiek duidelijker van snit? De congresleden vinden, volgens haar, het antiautoritaire idee te belangrijk om geruisloos ten onder te laten gaan. Zij bespeurt voldoende animo en strijdvaardigheid. Er is een stuurgroep gevormd die gaat onderzoeken wat anno 1975 de gemeenschappelijke doeleinden kunnen zijn.
Deze stuurgroep wil eerst een samenwerkingsverband tot stand brengen tussen kresjes en actiegroepen, kleuterscholen, buurtgroepen en basisscholen. In de nabije toekomst kan mogelijk aansluiting gezocht worden bij de Vereniging voor Socialistisch Onderwijs, of, wie weet, bij de PvdA-gezinde Socialistische Opvoeders.
De algemene stemming op het congres was volgens Van Soest: als we nu de draad niet oppakken, gebeurt het nooit meer. Mogelijk is nu de tweede fase van de antiautoritaire beweging ingegaan. En wie weet, hoopt zij optimistisch, misschien is dit keer de kans kleiner dat daarbij de maatschappelijke werkelijkheid uit het oog verloren wordt.


Zo is er in de jaren zeventig al heel wat literatuur over het onderwerp te vinden. Maar daar blijft het niet bij. Het begrip 'antiautoritair' is ingeburgerd in de samenleving. Voor sommige mensen is het niet meer dan een voorbijgaand verschijnsel, voor anderen een rode lap voor de stier: "Dat de kinderen 'tegenwoordig niet meer gehoorzamen, brutaal zijn, dat is begonnen met die smeerlapperij van toen." De jongere generatie heeft er veelal geen weet meer van: "antiautoritair? Wat bedoel je?"
Komt het begrip nog eens langs, op tv bijvoorbeeld, dan beperkt het programma zich vooral tot steeds dezelfde beelden van blote kindertjes die elkaar met verf besmeuren. Sommige pedagogen zijn ervan overtuigd dat de opvoedkunde in de jaren zeventig een fundamentele verandering heeft ondergaan.

Om niet goed meer te achterhalen reden raken wij(WB en DvA)in 1995 bijzonder geïnteresseerd in de geschiedenis van de antiautoritaire beweging. We willen er een boekje over schrijven en gaan langs bij de betrokken mensen: zij die toen op deze wijze hun eerste kinderen opvoedden en die kinderen zelf. In 1995 hebben die kinderen ongeveer de leeftijd van hun ouders, toen die hen verwekten. Krijgen ze nu ook kinderen? Gaan ze ook zo opvoeden? En vooral: zijn zij die gedroomde kandidaten voor de nieuwe samenleving?
De resultaten van de interviews zijn te vinden in het hoofdstuk "Interviews".
Bij onze bezoeken krijgen we ook veel geschreven materiaal uit die bijzondere tijd in handen, veel krantenartikelen bijvoorbeeld, maar ook verslagen van crèchevergaderingen. Dat helpt enorm bij het schrijven van dit boekje. Al dat materiaal, of minstens een samenvatting ervan, is te vinden in het hoofdstuk "Literatuur".
De interviews en de literatuur zijn de twee benen waarop dit boekje staat. We hopen dat ons boekje in elk geval bijdraagt aan de kennis over het verschijnsel. Het lijkt erop dat die schaars begint te worden, ook bij de Nederlandse studenten pedagogie. Zo verschijnt er in 2008 een afstudeerscriptie op het Internet waarin studenten van Hogeschool Windesheim als vanzelfsprekend een antiautoritaire opvoeding scharen bij de factoren die een negatieve invloed kunnen hebben op het zelfbeeld, vergelijkbaar met een onveilige gezinssituatie, scheiding, lichamelijke of geestelijke mishandeling, seksueel misbruik en (emotionele) verwaarlozing.
Alleen al zo'n bericht rechtvaardigt het schrijven van een boekje als dit. Bij soortgelijke studenten hoor je soms ook het jaren zestig gebeuren benoemen als 'culturele revolutie'.


Hoe kijken ze er in 1995 op terug, de antiautoritaire opvoeders van toen?

Diny en George uit Groningen staan nog steeds achter hun principes, maar zijn minder strijdbaar. Zij hebben niet het gevoel van hun vriendin Rachel, die de antiautoritaire opvoeding als een jeugdzonde ziet. Natuurlijk, nu denk je: god, dat we daar zo lang over praatten. Of vrijen waar de kinderen bij waren…
George vindt zichzelf behoorlijk veranderd door die crèche. Hij moest gaan nadenken over rollenpatroon, over maatschappelijke en politieke opvattingen. Voor die tijd vond hij zich een burgerlijk mannetje. Toen ze een eigen kind hadden gemaakt en voor de keuze stonden: hoe doen we dat nou?, hebben ze veel oude gewoonten overboord gezet.
"We kijken nu heel anders tegen opvoeding aan. Je merkt nu toch ook dat er een genetisch gegeven is. Als baby al lag Lenie in de wieg, zo van 'hier ben ik'. Die nam met één maand, zelf de fles ter hand, en dan sliepen wij lekker door. Ons tweede kind trok meer aandacht, al in de wieg. Een heel ander kind. Dus ja, wat zegt een opvoeding?"

Sara deed haar dochtertje Virella op de Prins Konstantijncrèche. Ook zij heeft opvoeding inmiddels wat gerelativeerd. Je moet goed zien wat kinderen nodig hebben. De antiautoritairen gingen uit van ideeën en vergaten soms te kijken.
Het was experimenteren, maar dan wel met kinderen. En met kinderen moet je eigenlijk niet experimenteren. Sara denkt dat het Virella geen kwaad heeft gedaan, maar haar vier jaar jongere broertje hebben ze op een gewone crèche gedaan.

Wim en Aaf hadden hun zoontje op de Prins Konstantijn:
Zij: "Ik zou 't nu anders doen, want de tijd is anders."
Hij: "De tijd lag er toen braak voor. 't Kan nu niet meer zo."
Zij: "De crèche is nu niet te vergelijken met wat wij aantroffen. De crèche van onze kleinzoon is hartstikke goed verlicht, fris gekleurd, leuke slaapplaatsen. Je kan je vingers erbij aflikken. Wel is het nu geïnstitutionaliseerd, onder beheer van de stadsdeelraad, ingepakt. De betrokkenheid van de ouders is veel minder."
Zij: "Dat kan natuurlijk niet: je kind opvoeden voor een tijd die nog komen moet en die jij verzint. Het was niet te voorzien hoe de wereld erover twintig jaar uit zou zien."
Onze zoon past zich aan aan de groep waarin hij zich bevindt en zegt tegen ons: Jullie deden dat ook in jullie tijd.

Connie was vaak op de Prins Konstantijn en had daar haar zoontje op gedaan. Pas (1995) zag ze de documentaire van Marije Meerman, die ook op die crèche zat.
"Ik weet niet hoe zoon Reinoud zal reageren op die film. Als hij die ziet, barst hij misschien weer los tegen mij, dat ik altijd raar gedaan heb, een huis gekraakt, dingen die niet mogen, die andere mensen niet doen. Hij kan er niet om lachen. Daar zijn mijn kinderen mee opgevoed, dat je andere dingen doet dan andere mensen.
Ik was zelf opgevoed met het idee dat een kind een onbeschreven blad was, een tabula rasa. Kinderen imiteren volwassenen. Jouw gedrag is dus was zij nadoen. Gedrag leer je aan. Nu denk ik heel anders over opvoeding. Het kind is eigenlijk al klaar als het is geboren. Je kunt het nog iets bijschaven. Je kunt het laten zien wat jij niet prettig vindt, of wat de maatschappij niet tolereert.
En dat is het.

Tineke had een dochtertje op de Pater Brugmancrèche in Nijmegen. Ze ziet dat veel kinderen nu (1995) hun zekerheden en veiligheden kwijt zijn. Ze kunnen zichzelf niet amuseren, ze slaan door in gedrag, kennen geen rustige momenten meer. Er heerst soms terreur, onderling bij die kinderen. En daar kan niet over gepraat worden, want als een kind een ander kind iets aandoet, zijn de ouders op hun teentjes getrapt. Er wordt niets over gezegd, niets mee gedaan. Iedereen moet het nu zelf regelen. De opvoeding van de kinderen nu, nou die vind ik dus echt treurig.
Zelf is ze over het bereiken van het doel voor een deel tevreden. Haar kinderen zijn allebei ontzettend sociaal. Dus geen onuitstaanbare egoïsten. Ze zullen nooit voor zichzelf het beste weggraaien.
Het zijn wel kakkers en dat had ik niet verwacht. Ik kan me heel goed herinneren dat me vroeger het allerergste leek dat ze bijvoorbeeld een sportwagen zouden willen. Ze zijn allebei materialistisch, hoewel dat de laatste jaren alweer bijtrekt. Het zal nog wel goed komen. "Wat wil je later worden?" "Rijk."
Dat antwoord van zoonlief beviel Tineke van geen kant. De jongen studeert, sport veel en werkt één of twee keer in de week. Marieke wil carrière maken. Ze zou het liefste in de organisatie van een heel groot, commercieel bedrijf gaan werken. Maar dan wel een bedrijf dat wil investeren in een ontwikkelingsland en ten gunste van dat land.
Tineke heeft geen spijt van de antiautoritaire opvoeding. Het belangrijkste winstpunt gaat toch wel in de richting van dat respect voor en eigenheid van de kinderen. Dat wil niet zeggen dat ze geen kritiek heeft: Zoals het uitgangspunt dat een kind door meer ouderen opgevoed moest worden. Daar zou ze nu wel iets voorzichtiger in zijn. Achteraf gezien liepen er toch wel ouders bij waarvan ik ze zich nu afvraagt: Hoe heb ik mijn kinderen daaraan
Wat onze aanpak en die hele periode kenmerkt, was het verstandelijke, dat we toen niet in staat waren om als groep ons gevoel te volgen. Onze zorg was: hoe moet ik het zeggen? Hoe blijft het gesprek open, ook over moeilijke dingen? Het gevoel was weggestopt. Dat was niet goed. Dat was slecht. Toch zou ik het weer zo doen.

Marietje, de vast hulp op de Pater Brugman, kan zich niet voorstellen dat die kinderen er slechter van zijn geworden. Waarschijnlijk zijn ze iets meer groepsgericht: niet eerst voor jezelf zorgen en dan kijken wat je nog voor de ander hebt. Ze hebben, ook na schooltijd, in groepjes geopereerd, logeerpartijen bij mekaar. Ze wipten heel gemakkelijk in en uit bij andere gezinnen: bij jou voel ik me ook thuis, misschien meer dan bij ooms en tantes.
Ze hebben nu eenmaal in zo'n alternatief circuit gezeten en bij hun ouders een soort groepsgedrag gezien wat niet elk kind te zien krijgt. Had Marietje zelf kinderen gehad, dan zou ze die ook op zo'n crèche gedaan hebben. Niet per se om dat antiautoritaire, maar men nam de kinderen heel serieus. Het was een experiment met goede bedoelingen.

Ouders in Amsterdam Zuidoost zien dat hun kinderen geleerd hebben conflicten op te lossen. Ze komen voor zichzelf op, maar ze kunnen ook goed luisteren. Dat hebben ze mede geleerd van die kindergroep. De eerste kindergroep was daar sterk in.
"Ik zou het weer precies zo doen, ook omdat ik denk dat de grenzen net genoeg zijn geweest. Wij kwamen uit een situatie met een teveel aan grenzen, dus wij stelden er minder. Maar ze waren er wel. Kijk eens om je heen, hoe het nu is. Het doet mij pijn als ik nu een kind zie dat echt geen grenzen krijgt. Kinderen komen daardoor in de knel."
Deze ouders vinden dat het voor die tijd geen slechte manier was om je kinderen op te voeden. Andere ouders hebben verhalen over de jeugd die niet deugt. Nou, daar zijn zij het niet mee eens. Zij zien hartstikke leuke jonge mensen. Laten opvoeders oppassen voor te veel grenzen en te veel structuur.
Het was de bedoeling dat de kinderen maatschappijkritisch zouden worden. En kijk, één zoon zit in de krakersscène en is totaalweigeraar. Zijn zus zit in hetzelfde kraakpand. Ze weten zich staande te houden. Maar of dat nu de invloed van de speelzaal is? Sommigen zijn op zoek naar hoe ze in het leven verder moeten, niet duidelijk of ze een carrière voor ogen hebben, of dat ze helemaal niet willen werken.
"Ik vond mijn dochters niet zo politiek bezig. Een poos miste ik dat ze eens wat uitgebreider de krant lazen. Ik dacht: waar voeden jullie je mee? Teleurstellend! Het is dus niet zo dat die crèche-opvoeding het politiek bewustzijn heeft wakker geschud. Nu heb ik daar niet meer zo'n last van. Ik heb die jongeren twee à drie keer per jaar bij mij aan tafel en als ik de discussies hoor, dan sta ik versteld over hoe kritisch de gesprekken gaan. Tot diep in de nacht, alles wordt besproken. Dan denk ik: waar ben ik bang voor geweest?"
Dino R was geen ouder, maar wel betrokken bij de Prins Konstantijn:
"We hadden duidelijker grenzen moeten stellen. Het is toch slecht geweest voor de kinderen. Ouders konden de conflicten met hun kinderen niet goed aan. Verbaal waren ze wel, maar niet allen hebben geleerd om goed met conflicten uit de voeten te kunnen.
De discussie ging vaak over het verband tussen het zich veilig voelen van het kind en de duidelijkheid waarmee de ouders regels stellen. Soms overtraden de kinderen een grens waarvan wij niet wisten dat die er lag. Dan gebeurden er ongelukken. Dan stoorden ze zich niet aan wat de weifelende ouder zei. Kinderen willen weten waar grenzen zijn en gaan een stapje verder om die grens te vinden. Aan de andere kant is het heel leuk dat ze zo nieuwsgierig konden zijn.
Ik denk dat de kinderen de meeste last hebben gehad van het feit dat de ouders zelf last hadden van een aantal dingen. Daardoor hadden de kinderen geen goede identificatiemodellen, want die ouders wisselden van partners. Later zullen de kinderen daar wel problemen mee gehad hebben.
De autoriteit werd bij die kinderen zelf gelegd zonder dat er een duidelijke ouderrol werd opgebouwd. Onzekerheid bij ouders uit zich vaak in niet consequent zijn. Ik kon heel consequent zijn: het waren mijn kinderen niet. Consequent zijn is bepaald iets anders dan laissez-faire. Je moet dit wel met een korreltje zout nemen: ik ben zelf geen ouder."

Jan had een dochter op Het Witte Kinderplan in Amsterdam. Hij relativeert opvoeding:
"Noor, als die iets niet wou, dan gebeurde het niet, wat voor opvoeding ze ook had gekregen. Als ze iets niet wou, was het afgelopen. Dan kon je op je kop gaan staan."
Jan had de verwachting dat het kind iets met een dergelijke opvoeding zou gaan doen, dat ze zich niet laat beïnvloeden door omgeving of door status, dat ze een existentiële keuze zou maken, dat ze haar eigen normen zou formuleren, onafhankelijk van de omgeving. Hij vindt dat je er bij zijn dochters wel iets van ziet.
Misschien, zegt hij, heb ik iets te weinig gestimuleerd dat ze een creatieve kant zouden opgaan.
Je kunt kinderen volgens Jan nooit normenvrij opvoeden, maar het was uitdrukkelijk niet de bedoeling een levensbeschouwelijk stempel van wie dan ook op de kinderen te drukken. Doelstelling nummer één was dat de kinderen zich zo vrij mogelijk zouden ontwikkelen. Extreem laissez faire ging hem echter te ver.
"Ik zou het waarschijnlijk weer zo doen als de situatie er naar was."



Hoe kijken de antiautoritair opgevoede mensen er op terug in 1995 (en in 2011)?

Noor, de dochter van Jan, heeft al een zoontje en ze denkt dat ze hem zal opvoeden op de manier waarop haar moeder haar heeft opgevoed, met de opvatting: 'Het enige wat je een kind bij moet brengen, is respect en wijsheid en zelfstandigheid. De rest gaat vanzelf. Een kind heeft een eigen karakter, je kunt het niet ombouwen. Je kunt het alleen bepaalde dingen bijbrengen.'
Noor vindt zichzelf goed terechtgekomen, dus de basis zal wel goed geweest zijn. Ze hadden het niet gemakkelijk, weinig geld, maar het was leuk. Wat ze nu is, heeft ze grotendeels te danken aan wat haar moeder heeft laten zien over het leven. "Ik ben straight, eerlijk, recht voor z'n raap." Noor is niet zo'n moeder die vindt dat een kind zich altijd en overal moet kunnen uiten. Dat het bijvoorbeeld best in de supermarkt een pudding over je hoofd mag storten als het boos is. Er zijn grenzen. Wel zal ze altijd uitleggen waarom iets niet mag. Bevelen vindt ze verschrikkelijk.
Ze twijfelt wel eens aan de manier waarop ze opvoed: maak ik niet te veel fouten, doe ik het wel goed? Ze hoopt niet dat dingen als partnerruil haar kind overkomen. Als zoiets aan de orde zou zijn, zou ik kiezen voor mijn kind. Ik zou hem dat niet willen aandoen, nu hij nog zo klein is. Als hij ouder is en dingen beter kan inschatten, dan is het een ander verhaal. Dat komt door wat ik heb meegemaakt. Dat klinkt dramatisch, maar zo bedoel ik het niet. Ik heb er niks aan overgehouden. Ik heb een heel lieve moeder en een heel lieve vader.

Bas aan het woord in 2011:
"De maatschappij is verruwd. Het is ikke, ikke, ikke. Wel rechten, geen plichten. De hele stad staat vol met kinderbakfietsen. Leer die kinderen fietsen. De jeugd van nu is verwend. Met de scooter naar school. Waar halen ze het geld vandaan?
Ik ben behoorlijk links, stem SP, en laat me niet gemakkelijk beïnvloeden. Ik bepaal zelf hoe mijn leven eruitziet. Mensen die dat niet doen, zijn dom; losers.
Deze regering is een regering van niets. Ze bezuinigen op een heel makkelijke manier. Schaf dit maar af, schaf dat maar af. Het gaat alleen nog maar om werken. Maar je leeft niet alleen om te werken!"

Debbie, in 1995, zegt dat ze vrij is opgevoed, nooit erg werd afgeremd. Haar ouders gingen op een relaxte manier met haar om. Ze hebben het goed gedaan. Er was veel ruimte voor discussie, er werd naar je geluisterd, je werd in je waarde gelaten. Bij sommige vrienden zie ik dat het ook anders kan. Er zijn ouders die op een verschrikkelijke manier met hun kinderen omgaan. Er bovenop zitten. Niets mag en alles moet. Ruzies werden bij ons altijd aan tafel uitgepraat. Ze heedft geleerd dat je niet ergens voor wegloopt.
Haar aanpassingsvermogen is groot, ook al vindt ze zichzelf kritisch ten aanzien van anderen, zeker tegenover mannen. Het ging uit met een vriend; ze waren te verschillend. Debbie kreeg het gevoel niet begrepen te worden. Ze probeerde iets uit te praten, maar het kwam niet aan. Ze was gewend dat er serieus naar haar geluisterd werd.
Met mijn vriendin heeft ze het vaak over vroeger, over opvoeding, over kind zijn. Zij vond de kindertijd leuk: het spelen, het vrije, geen verplichtingen, lekker doen wat je wilt, niet met de zorgen van het dagelijkse leven bezig zijn.
Als Debbie haar rondjes Vondelpark heeft gelopen, gaat ze vaak bij het pierenbadje liggen kijken hoe mensen met hun kinderen omgaan. Sommige kinderen moeten per se een broekje aan en dan denk ze: Laat dat kind toch gewoon lekker in z'n blote kont lopen. Of niet als het dat niet wil.
"Ik ben blij met wie ik ben, dus met hoe ik opgevoed ben en wat er van me terecht is gekomen. Opvoeden is heel belangrijk, maar ook moeilijk. Ik weet niet of ik dat zo goed zou kunnen als mijn ouders. Ik denk er de laatste tijd best over na. Ik wil wel voor m'n dertigste kinderen krijgen."
In 2011 heeft Debbie zelf kinderen die ze graag een veilige omgeving biedt. Maar ze moeten ook begrijpen dat niet alles rozengeur en maneschijn is. Niet alle narigheid is te voorkomen. Vallen hoort bij het leven.
Ze hoopt dat haar kinderen opgroeien tot zelfstandige, bewust levende volwassenen die rekening houden met anderen en betrokken zijn bij wat er in de samenleving gebeurt. Dat ze niet zomaar iets overnemen van anderen, maar zelfstandig tot oordelen komen. Dat ze tolerant zijn en solidair met wie het moeilijk heeft. En natuurlijk dat ze zich optimaal ontplooien en later iets gaan doen waarin ze hun talent kwijt kunnen.
In haar vriendenkring merk ze niet veel van idealisme. Iedereen wil een goed leven hebben, in materialistische zin dan. Ze vindt zichzelf ook niet erg idealistisch en gelooft er ook niet in dat je door opvoeding de maatschappij kunt veranderen. Wel denk ze dat het de maatschappij kan helpen als je een goed mens aflevert.
Respect is de kern: respect voor jezelf, voor elkaar en voor de omgeving. Ze probeert haar kinderen altijd de andere kant van een verhaal te laten horen, dat hoort dat bij een kritische blik. Je moet je afvragen hoe het komt dat bijvoorbeeld mensen op Wilders stemmen. Ze hoopt dat de samenleving weer toleranter wordt.

Alex in 1995:
"Mijn ouders hebben meer aan me geschaafd dan me in een mal geperst. Ze accepteerden mijn punkgedrag, al waren ze er niet blij mee. Ze vroegen me wel eens of ik dit of dat nu wel zou doen, maar ze schreven nooit voor hoe het moest en lieten me mijn gang gaan. Misschien ben ik daardoor een beetje onzeker geworden. Andere kinderen hebben soms duidelijke waarheden, met een vader die zei dat iets zus of zo is. Ik kan me goed aanpassen, ook zeg ik af en toe wat ik denk, wat soms hard aankomt. Ik ben wel eens onzeker over hoe ik me moet gedragen. Het is de vraag of dat veel verschilt met iemand die een autoritaire opvoeding heeft gekregen. Voor agressie schrik ik altijd terug. Tegenwoordig vinden ze me een lanterfanter. Een wild type met veel vriendinnetjes en weinig diepgang. Waar ze dat vandaan halen, weet ik niet. Kinderen opvoeden lijkt me leuk en leerzaam. Veel met ze praten lijkt me essentieel. Ik denk dat je jezelf erg tegenkomt als je kinderen hebt. Je komt er natuurlijk achter dat je in sommige opzichten hetzelfde bent als je ouders. Dat je trekjes hebt die te traceren zijn, terwijl je dat niet had gedacht."
Dezelfde Alex in 2011:
"Ik heb nu het gevoel in een extreem tijdsgewricht te zijn opgevoed. De jaren zestig en zeventig waren links, altruïstisch, provocerend. Nu komt een andere kant aan bod: zelfverheerlijking, zelfverrijking, het opgeblazen individu, oppervlakkigheid, statussymbolen.
In de tijd van mijn ouders ging het vooral om jukken afwerpen. De regels van nu hebben vaak te maken met populair willen zijn.
Mijn ouders hadden mij meer discipline bij mogen brengen, mijn competenties wat sterker mogen stimuleren. Soms lieten ze mij zo vrij dat ik de kantjes eraf kon lopen. Ik ben alleen gedisciplineerd als ik het nut ervan inzie, en dat kan de creativiteit flink remmen.
Maar ze leerden me wel kritisch te kijken, hadden weinig waardeoordelen. Ze luisterden naar me, ook als ik iets doms zei. Dat gevoel vrij te zijn in het ontdekken, vrij te kunnen denken, je eigen wereld te kunnen maken, is voor mij essentieel."

Lenie in 1995:
"Mijn ouders hebben nooit gezegd dat ze iets niet goed vonden of dat ik iets anders moest doen. Ik zag zelf wel of ik iets fout deed en ben nooit echt over de schreef gegaan. Belangrijke beslissingen neem ik zelf en als ik advies wil, ga ik meestal naar mijn vader. Die is daadkrachtiger, heeft sneller argumenten.
Ik ben bang dat het binnen een aantal jaren flink verrechtst. Toch is Nederland nog een goed land. We zijn regelmatig in Frankrijk, de ouders van mijn vriend wonen er, en daar zijn ze nationalistischer, chauvinistischer en intoleranter.
Ik denk dat ik mijn kinderen net zo zou opvoeden als mijn ouders. Maar misschien krijg ik kinderen die meer sturing nodig hebben."
Lenie in 2011:
"Mijn ouders waren chaotisch. Ik ben meer een controlefreak, gestructureerder. Ik bepaal hoe laat de kinderen naar bed gaan. Bij mijn ouders was het een groot inloopfeest, maar ze waren ook veel jonger toen ze ons kregen, konden meer aan.
Ik zat op een autoritaire lagere school. Daar ben ik achteraf blij om. Dat paste meer bij de maatschappij. Natuurlijk wil ik dat mijn kinderen zich later staande kunnen houden.
Ik voed mijn kinderen op zoals mijn ouders het deden. Ze krijgen de ruimte om hun grenzen op te zoeken. Als Tamara vraagt waarom iets niet mag en het verbod eigenlijk onzin is, geef ik mijn ongelijk toe. Ik ben geen autoriteit omdat ik de ouder ben. Laatst vroeg ze waarom wij alles bepalen. Nu mag zij elke dag ook iets beslissen, bijvoorbeeld wat we eten. Ik leg veel uit, maar niet alles. Het moet wel binnen grenzen blijven. Je moet er als ouder niet doodongelukkig van worden.
Jongens en meisjes moesten indertijd gelijk zijn. Dat had met het feminisme te maken. Daar hadden ze gelijk in, in die zin dat een kind geen typische jongensdingen opgelegd moet krijgen en een meisje geen specifieke meisjesdingen. Ze moeten zelf kunnen uitmaken wat ze willen of waarmee ze willen spelen. Maar er zijn wel verschillen. Dat zie ik aan mijn kinderen. De jongste is een stereotiep jongetje, met auto's en vliegtuigen. Bij elk hijswerktuig moeten we kijken. In de videotheek kiest Tamara een dvd over Barbie, terwijl ze nog nooit een barbiepop gehad heeft, en hij wil iets over auto's.
Ik heb een stevige basis van zelfvertrouwen. Dat komt, denk ik, niet door de antiautoritaire opvoeding, maar door hoe mijn ouders zijn. Ik hoop dat onze kinderen later ook zo stevig in hun schoenen staan. Daarom stimuleer ik ze in wat ze willen, dan leren ze op zichzelf te vertrouwen. Met opvoeding maak je geen andere maatschappij. In de jaren zestig en zeventig was dat een naïef geloof, erg idealistisch. Zo idealistisch ben ik niet. Al heeft opvoeden misschien maar op beperkte schaal zin, dat betekent nog niet dat je achterover kunt leunen."

Marieke ging naar de Pater Brugmancrèche in Nijmegen. We spraken ookh aar in 1995.
Praten over 'toen' doet ze pas sinds kort. De discussie is op gang gekomen toen ook haar broertje op kamers ging. De directe aanleiding was, dat ze wat depressief was. Ik ging vragen stellen:
"Waarom moesten wij jullie nou zonodig bij de voornaam noemen. Dat had toch wel wat flexibeler gekund? Je was toch ook mijn mamma? Ik had behoefte aan een pappa en een mamma, niet aan een Tineke en Vincent."
Als haar vriendinnetjes vragen: "Wat is dat dan, een antiautoritaire opvoeding?" "Dat je zelf mag bepalen hoeveel koekjes je eet en als dan de koektrommel leeg is, krijg je op je flikker."
Wat ze wel goed vindt, is dat je kinderen om hun mening vraagt, hoewel je daar niet teveel van moet verwachten. Je kunt wel aan kinderen vragen: wat zou jij willen doen, maar je moet je niet teveel door hun ideeën laten meeslepen. Marieke denkt dat ze haar en haar broertje meer kind hadden moeten laten.
"Kinderen kunnen niet alles weten en bepaalde beslissingen absoluut niet nemen. Ik kreeg op mijn achtste al kookbeurt. Dat was de eerste keer prachtig, chocolademousse maken, pannenkoeken en alle aandacht. Maar vervolgens waren paps en mams tot zes uur aan het werk en moest ik de boodschappen doen en om zes uur het eten op tafel, eens in de week, op je tiende."
Maar toch vindt ze dat ze in een harmonieuze omgeving werd opgevoed, veel aandacht van paps en mams kreeg en dat is heel positief geweest. Het gaat best wel goed met Marieke. Ze zou mijn kinderen niet antiautoritair opvoeden, maar in de basis wel.

Kinderen uit Amsterdam Zuidoost geven hun mening in 1995":
We zijn sociaal heel vaardig. We kunnen goed in een groep functioneren.
Suzan:
In hun tijd gingen onze ouders wekelijks naar demonstraties; ze waren behoorlijk politiek. Maar dat is ook die tijd. Ik denk dat het met golfbewegingen gaat. Na ons zal er wel weer een generatie komen die bijvoorbeeld tegen de studiefinanciering tekeer gaat.
Angela:
Ik zou mijn kind wel een groepsopvoeding geven. Je deelt de ouderlijke verantwoordelijkheid dan met andere ouders. Mijn moeder vond dat als alleenstaande ouder heerlijk.
Respect voor de medemens, dat dat van jongsaf aan vanzelfsprekend is. En rechtvaardigheidsgevoel. Dat dat zou ik mijn kind zeker willen geven. Dat gelijke niveau met je moeder vind ik ook heel belangrijk. Ik zeg niet dat je dan fantastische kinderen krijgt. Wel zie ik bij mensen die heel autoritair zijn opgevoed een soort afstand tussen hen en de ouders, soms haat. Altijd het idee dat je moet presteren, dat je je moet bewijzen. Dat heb ik nooit gehad.
Jean:
Dat anti-autoritaire, ik weet niet. Ik zou wel duidelijke regels stellen. Geen discussie dus met een kind van vier als het over zaken gaat die mijn verantwoordelijkheid betreffen. Ik zou het met mijn kinderen anders doen. Met naar bed gaan, dat soort dingen, dan ben ik gewoon degene die dat uitmaakt. Daar is helemaal geen discussie over mogelijk. Ik bedoel, je bent een ouder en je bent niet een speelmaatje. Maar er zullen natuurlijk wel zaken zijn waarover je wel discussieert. Het hoeven geen robots of machines te worden.
Ik zou mijn kind wel in een groep opvoeden. Ik heb een hele leuke tijd gehad. Ik heb er geen behoefte aan te ageren tegen de opvoedingsmethoden van mijn ouders. Dat hebben zij wel gedaan.
Suzan:
In een groep, dat is leuk. Ook om het over de kinderen te hebben. Hoe gaat het daar en hoe pak jij dit aan...? Ik zou er bij de opvoeding in een groep toch meer op letten dat er ook veel verschillen zijn.
Femke:
Ik zou zelf strenger zijn, al lijkt me teveel hiërarchie tussen ouder en kind niet goed. Ik wil dat het kind het gevoel heeft: ik kan alles overleggen. Zoals mijn moeder me opgevoed heeft, daar ben ik voor. Maar dat wil niet zeggen dat een kind altijd het laatste woord moet hebben. Ik wil wel de filosofie van antiautoritair opvoeden, maar niet de praktijk.


Latere kritiek

Pas na de millenniumwisseling begint - in Duitsland! - de harde kritiek op het antiautoritaire experiment. In 2002 schrijft Gerbert van Loenen in TROUW een artikel over Susanne Gaschke. Die is zelf geboren in 1967 en roept luid en duidelijk dat vrije opvoeding niet leidt tot vrije mensen. Ze bindt de strijd aan met de ouders uit de generatie van de naoorlogse geboortegolf, of de 68-ers zoals ze in Duitsland heten. Hoog tijd, vindt zij, dat ouders weer echt gaan opvoeden. Met name kinderen uit sociaal zwakkere milieus zijn de dupe.

In TROUW verschijnt (2010) een artikel van Antoine Verbij over Opvoeden in Duitsland. Daar debatteren opvoedkundigen fel over het thema discipline. In Duitsland zijn opvoeders het spoor bijster, daar lijkt iedereen het over eens. Ouders, leerkrachten, pedagogen, ze weten niet meer hoe het moet.
Dan verschijnt een boek als "Lof der discipline", geschreven door Bernhard Bueb. De titel spreekt voor zich. Opvoeden zonder discipline kan niet. Zijn critici zoeken de oorzaak van de opvoedkundige malaise dieper, bij de onzekerheid van ouders en hun onvermogen hun kinderen met geduld en liefde tegemoet te treden. Dat leidt tot het verlangen naar discipline, controle en straf. Daarin worden ze gesterkt door het razend populaire televisieprogramma 'Super Nanny', waarin ouders uitgelegd krijgen dat straf en repressie nuttige middelen zijn.
Voor Bueb is het duidelijk waar de problemen vandaan komen: van de generatie van de jaren zestig met haar ideeën over vrije opvoeding en haar afkeer van regelmaat en orde. "Allemaal onzin," meent Pedagoog Bergmann, die zelf tot de protestgeneratie van destijds behoort. De jaren zestig waren nodig om met de Duitse nationale tradities te breken die Bueb nu weer wil terughalen. Bovendien, argumenteert Bergmann, komen de ergste probleemkinderen niet uit links-liberale milieus, maar juist uit milieus waar discipline en onderdrukking traditie zijn.
Daar weet Christa Schäfer over mee te praten. Tot haar werkterrein behoren ook de scholen in Berlijnse probleemwijken. Zij benadrukt het keer op keer: Discipline hoort thuis in een autoritaire samenleving. In haar werk draait alles om 'ontmoeting, gesprek en communicatie' en dat zijn 'de waarden van een democratische samenleving'. Zij zegt:
De roep om discipline werpt ons terug in het verleden en blokkeert elke vernieuwing van onderwijs en opvoeding. Buebs pleidooi voor discipline herinnert aan alle kwalijke 'deugden' die tot het nationaalsocialisme hebben geleid.
De schrijver van het artikel herinnert aan de filosoof Theodor W. Adorno die de kwestie in de jaren vijftig aan de orde stelde: 'Opvoeden na Auschwitz', hoe moet dat? Hij constateert: De Duitsers zijn er nog steeds niet uit.


Maar ook in Nederland zijn de opvoeders er niet uit. Alle media schrijven erover, maken er films over, geven commentaren. Op Internet vind je eigenlijk niet veel, dus het verschijnen ons i-boekje is geen overbodige luxe.
Soms is er een tv-programma of een documentaire die wat aandacht geeft aan de beweging, zoals omroep MAX, het programma Andere Tijden of de documentaires van Marije Meerman; in Wikipedia vind je een korte omschrijving van antiautoritair. In een krant of tijdschrift wordt er soms aan gerefereerd in een of ander artikel over opvoeding.
Een eerste publieke uiting van ons onderzoek verschijnt in september 2000 in het Historisch Nieuwsblad (Wietske Blokker).
In juni 2005 schrijft een moeder van twee meisjes op het internet over de antiautoritaire kresj in Den Haag.
Van het incasseringsvermogen van kinderen en (sommige) ouders werd veel gevergd, schrijft ze. Ze hadden zich verdiept in de literatuur van de Deutsche A.A.-Kinderladen en ideologisch leek zo'n antiautoritaire aanpak hen heel geschikt. Het resultaat van een dergelijke opvoeding zou geweldig zijn: geen slaafse, saaie kinderen, maar origineel, creatief, vindingrijk, zelfstandig denkend en last but not least politiek bewust en strijdbaar.
Dat je voor een dergelijk doel offers moest brengen was geen beletsel. Ondanks het ontbreken van de meest elementaire voorzieningen op het gebied van veiligheid en hygiëne heeft haar dochter aan het verblijf in die kresj geen nadelige gevolgen overgehouden. Zelf heeft de moeder op een van de kresjvergaderingen haar man leren kennen met wie ze al jaren heel kleinburgerlijk en tot tevredenheid mee getrouwd is.
Ook op Internet, juni 2008, verschijnt een verhaal van Peter de Haan onder de titel: Van anti-autoritair naar a-hiërarchisch.
Zijn bewering is dat mensen met een sterk antiautoritaire houding niet los staan van de hiërarchie die ze bestrijden. Sterker nog, ze zijn aan deze hiërarchie vaak een hoop negatieve energie kwijt.

In mei 2008 schrijven Homma en Hogeboom een afstudeerscriptie bij Chr Hogeschool Windesheim, die we vonden op het Internet en waarin een heleboel factoren worden opgesomd die volgens hen invloed kunnen hebben op het ontwikkelen van een negatief zelfbeeld. Temidden van factoren als seksueel misbruik en verwaarlozing, noemen de auteurs ook de antiautoritaire opvoeding als een factor. Of deze studenten zich werkelijk verdiept hebben in de antiautoritaire beweging, is zeer de vraag. Gelukkig hebben ze nu dit boekje tot hun beschikking.

Tanja Willems heeft in 2010 een terugblik en ziet zichzelf weer rondlopen, de baas spelen over andere kinderen, elkaar opvoedend, en veel plezier maken op de antiautoritaire kresj in Groningen eind jaren zestig. Het heeft haar gevormd tot wie ze nu is. Ze realiseert zich dat ze daar nog steeds dagelijks mee te maken heeft bij haar functioneren in de steeds minder vrije maatschappij.

Joske Janszen was actief in de jaren zestig. Met anderen richtte ze de eerste kresj op in Wageningen. Zij werden: "Voorlopers van de tweede feministische golf" genoemd. Vanwege de benoeming van de mannen kwamen de dames in Wageningen te wonen.

In Utrecht werkt de bekende pedagoog Micha de Winter. Hij schrijft boeken en soms artikelen in Dagblad Trouw over opvoeding. In november 2010 bijvoorbeeld een artikel onder de kop 'Een kind goed opvoeden helpt, een beetje'. Hij constateert dat (heel anders dan de antiautoritaire opvoeders vonden) het niet meer hip is om te denken dat de wereld beter wordt als we onze kinderen goed opvoeden. Maar, zegt hij, ze niet goed opvoeden werkt in elk geval niet.
Hij geeft toe dat pedagogische ideaalbeelden levensgevaarlijk kunnen zijn: dictators zijn er dol op en misbruiken opvoeding en onderwijs maar al te graag, maar of we daarom elk pedagogisch vergezicht maar moeten vergeten….?
Het draait nu alles om individuele kansen en ontwikkeling. Doe vooral geen beroep op anderen in je omgeving, bemoei je op jouw beurt ook niet met de opvoeding van anderen.
In opvoeding zou het om veel meer moeten gaan, vindt De Winter. Opvoeding heeft wel degelijk een rol als het om wereldvraagstukken gaat. De manier waarop kinderen worden grootgebracht maakt groot verschil. Niet alleen voor hun leven hier en nu en de rest van hun bestaan, maar ook voor de manier waarop mensen dagelijks met elkaar samenleven in allerlei sociale verbanden, voor de mate waarin ze bereid zijn actief te participeren in de politieke gemeenschap en uiteindelijk ook voor hun betrokkenheid bij het leven en de problemen van mensen elders in de wereld.

Enkele maanden later verschijnen nog een paar artikelen van zijn hand in Dagblad TROUW.
In maart 2011 een artikel onder de kop DE OUDERS BLIJVEN VERANTWOORDELIJK, waarin hij roept dat ouders hun kroost weer idealen moetenbijbrengen. Hij wordt geïnterviewd door Iris Pronk en spreekt over de tijdgeest: Het kind is een individueel project dat wel moet lukken, want anders zijn z'n ouders losers.
Met zijn nieuwe boek Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding wil hij een ander perspectief bieden. Moderne ouders associëren opvoeding met de Citotoets en tafelmanieren, niet met de toestand in de wereld. Dat zou De Winter graag anders zien.
Ik mis de pedagogische vergezichten. Terwijl het ergens over gaat in de opvoeding. Ouders moeten veel ambitieuzer zijn. Ik wil zelf natuurlijk ook dat mijn kinderen zo gelukkig mogelijke zijn. Maar als je kinderen opvoedt met het idee dat zij het centrum van de wereld zijn, dan gaat het mis. Dan krijg je een samenleving die bestaat uit egoïsten.

Een ander artikel staat onder de kop PLEIDOOI VOOR DE 'VILLAGE'
Kinderen gedijen het best in een rijke, sociale omgeving, met verschillende betekenisvolle volwassenen om zich heen. Zo'n omgeving heet ook wel een village, naar de uitdrukking: It takes a village to raise a child.
Ouders en andere opvoeders moeten kinderen respect voor de democratie bijbrengen, door de kinderen te leren kritisch na te denken. Dat is iets anders dan onderhandelingshuishouden, waarin ouders over alles met hun kinderen moeten soebatten.
Wat voor mensen willen we dat onze kinderen worden? Welke idealen willen we aan hen overdragen?
Het moge duidelijk zijn dat de antiautoritaire opvoeders op de lijn van De Winter zaten.

Op dat thema "It takes a village to raise a child" borduurt Nelleke Noordervliet, ook in TROUW, voort:
Ouders zijn onderhevig aan invloeden van buitenaf. De wereld om hen heen voedt de kinderen mee op, een wereld die ze niet kunnen controleren. De hele gemeenschap draagt verantwoordelijkheid voor de opvoeding van een kind. Het welzijn van een hele gemeenschap komt het welzijn van elk individueel kind ten goede. Omgekeerd geldt dus dat de staat waarin een gemeenschap verkeert van invloed is op een kind.

Wilma Kieskamp in Trouw van maart 2011 stelt dat de progressieve idealen van de afgelopen vijftig jaar nog steeds bepalend zijn bij de huidige opvoeding: het individu van het kind staat voorop. Het moge duidelijk zijn dat de antiautoritaire ouders dat niet deden; zij keken naar de nieuwe samenleving.
Maar over de centrale plaats van het kind heerst er volgens Kieskamp groeiende onzekerheid. De Chinees-Amerikaanse schrijfster Amy Chua, maakt met haar pamflet "Strijdlied van de Tijgermoeder" reacties los die bewijzen dat haar kritiek een gevoelige snaar raakt. Volgens Chua doet de Aziatische opvoeding, van discipline en eisen stellen, kinderen veel meer recht dan het softe gedoe van westerse ouders. Ouders moeten de lat hoog leggen, niet laag houden, vindt ze.
Heeft deze tijgermoeder ergens ook een punt? Kinderen zijn, ondanks alle goede bedoelingen, de afgelopen jaren ook op een voetstuk geplaatst. Zij hoeven zich niet meer aan de volwassen wereld aan te kunnen passen, het is andersom. Ouders willen geen eisen stellen, maar verlangen ondertussen wel dat een kind uitblinkt - een zeer dubbele boodschap. Discipline is taboe, maar diezelfde discipline is later wel nodig om een studie of baan vol te houden. Hoe leert het kind zichzelf enigszins te relativeren?
Het is grappig om te zien hoe men blijkbaar het kind weer wat van zijn voetstuk af wil halen door discipline in te voeren. Alsof daarmee het kind ineens niet meer centraal zou staan. Wat staat er dan in de tijgeropvoeding wel centraal? Een nieuwe en betere samenleving?
Toch zijn er anderen die het gezag echt terug willen, maar niet met het oog op beter presteren (de antiautoritaire opvoeders zouden gruwen bij die tijgeropvoeding). Er zijn ook schrijvers die denken dat kinderen alleen zo zullen leren hoe de wereld er uit ziet.
Bijvoorbeeld Ellen Luteijn over haar boek "Zeg Nee!". In een gesprek met Luteijn in TROUW van januari 2014 zegt ze dat het belangrijk is om grenzen te stellen, willen kinderen gelukkig en autonoom worden.
Ook weer opmerkelijk: de antiautoritairen wilden autonome mensen kweken juist door geen grenzen te stellen. Een titel als ZEG NEE zou uit hun koker niet tevoorschijn komen.
Het nieuwe inzicht in discipline staat niet los van het moderne hersenonderzoek. Hersenfuncties ontwikkelen zich juist dankzij begeleiden en begrenzen

Nee zeggen is heel lang taboe geweest, zegt Frits Spangenberg in zijn onderzoek over STRENGER OPVOEDEN, januari 2014. Hij ziet het tij keren bij jongere opvoeders. Die moesten zelf vooral veel onderhandelen met hun ouders en kregen vaak waar ze zin in hadden. Ze zijn flexibel, grenzeloos en op zichzelf gericht, laten Spangenberg en Lampert zien in de boeken 'De grenzeloze generatie' (2009) en "De grenzeloze generatie en de onstuitbare opmars van de B.V IK (2011). Volgens Spangenberg snakt bijna de helft van de jongeren naar duidelijkheid. Strenger opvoeden is goed voor de toekomst, is de heersende gedachte.
Spangenberg wijst op de gevolgen van de vrije opvoeding:
Bedrijven en de overheid zijn ingesteld op gezag en plicht. Dat staat haaks op wat de jongeren die de arbeidsmarkt betreden hebben meegekregen. Die hebben vooral van hun ouders gehoord hoe uniek en belangrijk ze zijn. Iets goed onder de knie krijgen is saai. Het werk wordt minder goed gedaan en het productieproces gaat achteruit.
Dit is een zeer opmerkelijke notie in relatie tot de antiautoritaire gedachte. Als er nu iets was wat de antiautoritaire ouders wilden veranderen, dan wel dat kinderen via opvoeding moesten aanpassen aan de bestaande (kapitalistische) maatschappij. Spangenberg legt zich blijkbaar neer bij de gegeven, niet te veranderen samenleving. Dat kinderen bij hun opvoeding enige kritische noties daarover mee zouden krijgen lijkt hij niet voor mogelijk te houden. Wat een verschil met toen.


Invloed van de antiautoritaire beweging

Ongeacht wat men er over schrijft en welke mening iemand over de antiautoritaire opvoeding moge hebben, ze heeft invloed gehad, ten goede of ten kwade. Dat de opvoeding sinds die tijd fundamenteel is veranderd, staat niet ter discussie, wel de vraag in hoeverre dat te danken (of te wijten) is aan de antiautoritaire beweging.
De beweging heeft een voortrekkersrol gehad, ze was een katalysator in een al lopend proces. Dat de maatschappij ging veranderen, zat in de lucht. De opvoeding van kinderen weerspiegelt een samenleving, ondergaat dezelfde processen.
Als direct concreet gevolg van de beweging moet de crèche genoemd worden. Er waren wel enkele kinderopvangplaatsen in Nederland, maar de samenleving keek er de moeders op aan als die hun kinderen 'uit huis deden'. Moet je zien hoe het nu is: overal zijn crèches en het is de normaalste zaak ter wereld om je kind daar te brengen en te halen. Slechts een uitzondering zegt met enige trots dat hij of zij thuis blijft, geen baan heeft omwille van de kinderen.

Het kind is meer in de belangstelling komen staan, meer centraal in het gezin. Dat kinderen niet meetelden in het vroegere gezin, moest wel veranderen. Zo ook dat men kinderen probeerde op te voeden tot brave hendrikken. Eigenwilligheid werd niet altijd op prijs gesteld, soms zelf met klappen onderdrukt. Dat is voorgoed veranderd. Is de prinsjes- en prinsesjescultuur van nu wellicht een scheefgroei? In elk geval niet wat de antiautoritairen voor ogen stond; wel dat je een kind serieus moest nemen.
Je kunt de antiautoritaire beweging niet verwijten dat het in het moderne gezin nu alles om de kinderen schijnt te draaien. Papa en mama vliegen als uitgeputte vogels af en aan van en naar het nest om te doen wat ze behoren te doen volgens de huidige maatschappelijke opvattingen. Allemaal omdat het kind zich moet ontplooien, alle kansen moet krijgen om uit te blinken.
De antiautoritaire ouders keken niet naar uitblinkers, maar meer naar wat de nieuwe maatschappij nodig had. Ze wensten een samenleving waarin de nieuwe bewoners niet zouden graaien, geen topprestaties hoefden te leveren, waar ambitie verdacht waren. Kom daar nu eens om. Van hun gewenste samenleving is op deze punten niets terecht gekomen, integendeel.
Wat we zien is een samenleving waarin miljonair zijn niet genoeg is. Multimiljonair, of liever miljardair, dat is het grote streven van personen, bedrijven en instituten. Rijk en beroemd zijn, dat is het nieuwe streven.
Rond de jaren zestig was het verschil van tussen laag- en hoogbetaalden vele malen kleiner dan nu. De provo's, dus ook de antiautoritaire beweging wilde dat verschil juist nog kleiner maken, maar diverse ontwikkelingen hebben die trend sinds de jaren negentig totaal omgekeerd. Er is wel een nieuwe maatschappij gekomen die in enkele opzichten tegemoet komt aan de idealen van toen, wat betreft bekrompenheid van moraal, milieu, emancipatie en klakkeloze gehoorzaamheid, maar niet op punten als solidariteit, kritisch vermogen, concurrentie en autonoom denken.

De antiautoritaire opvoeders werkten aan nieuwe mensen, mensen die kritisch, solidair en autonoom zouden zijn. Zijn die er gekomen? Kunnen we hun kinderen aan die eigenschappen herkennen? We hebben een aantal van hen gesproken in 1995, enkelen nog eens in 2011. Onze indruk? De meesten zeggen dat ze eigenlijk wel iets meer sturing hadden gewild. Maar tevredenheid overheerst, met name over het serieus nemen van kinderen, het uitleggen aan kinderen. Dat moet ook weer niet te gek worden; als ouders bepalen zij echt zelf wel wanneer hun eigen kind naar bed moet.
Vrijwel al die antiautoritair opgevoede kinderen die wij ontmoetten, blijken prima out of the box te kunnen denken. Dat autonome zit er echt in. Kritisch en solidair zijn ze ook. Mogelijk is een enkeling wat gefrustreerd, maar overwegend zijn ze uitgegroeid tot prima functionerende mensen, niet opgegroeid voor galg en rad, zoals de jaren-vijftig-mensen vreesden. Je komt onder hen meer creativelingen tegen dan gemiddeld. Ze zijn schrijver, filmer, programmamaker, muzikant, enzovoort. Als iedereen zo was, zouden we inderdaad een andere samenleving hebben.
Van alle in die tijd opgevoede kinderen functioneren niet alleen die antiautoritair opgevoede kinderen goed. Zij waren met niet veel meer dan een paar duizend, gerekend over die vijf jaren dat de beweging actief was. Het anders opvoeden zat in de lucht. Het moest over zijn met die strenge discipline, met het klakkeloos gehoorzamen aan wat vader (of de meester, of de baas) zei. De opvoeding tot 'brave' burgers, zoals je een brave hond traint, is goddank voorbij en niet iets om naar terug te verlangen.
De opvoeding is in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw grondig veranderd. Dat geldt niet alleen voor wat er thuis en privé gebeurde, maar ook op school. Niet alleen wordt je toekomst niet meer bepaald door je komaf, er wordt ook veel meer rekening gehouden met de aard en aanleg van het individuele kind. Kinderen krijgen meer kans dan vroeger om zich te ontplooien. Nederland heeft creatiever en zelfbewuster burgers dan toen. Het kan niet toevallig zijn dat Nederland tegenwoordig voorop loopt bij innovaties, bij nieuw design, bij film, enzovoort.
Of het gebrek aan disciplinering is doorgeslagen, is wel een goede vraag. De antiautoritair opgevoede kinderen zelf geven aan dat ze zelf hun kinderen echt wel wat meer sturing geven. En ook dat geldt ook voor de brede samenleving. Echter, zoals voor de jaren zestig brave groepsburgers werden gekweekt, zo lijkt het er nu op dat er brutale individuele generaties opgroeien. Een begeleidend verschijnsel lijkt de toegenomen 'hufterigheid', een vorm van asociaal gedrag dat door de meesten als onprettig wordt ervaren. Helemaal niet zo gek dus, die roep van de laatste tijd om terugkeer van discipline. Het is te hopen dat men in staat is de slingerbeweging niet weer door te laten slaan naar de benauwende vijftiger jaren.

Zo'n slingerbeweging schijnt ook te bestaan op het gebied van seksualiteit. Een grotere verandering sinds de jaren zestig is haast niet te bedenken. Over seks praatte je niet; als je het toch deed, kreeg je klappen. En je 'deed het' niet voor je getrouwd was. Homofyl was een ziekte, waar de psychiater of god wat aan moesten doen. Natuurlijk deed men seks, maar dan stiekem.
Kom daar nu eens om. Op internet is alles te zien en te beleven. Er zijn nauwelijks geheimen voor het kind van dit millennium. De vraag is of er echt zo veel opener over gepraat wordt in de gezinnen, maar in elk geval wel op scholen, op TV en in op Internet. Kinderen hoeven niet meer stiekem een bibliotheekboek in te gluren waar een bloot plaatje te zien is of een pikante passage uit de Bijbel te lezen.
Seks begint ook veel vroeger dan toen. Alleen de brutaalste jongens schepten op over hun ervaring terwijl ze nog op de Ambachtschool of de HBS zaten. Met daarbij de vraag hoe erg ze hun verhalen aandikten. Nu is het verdacht als je voor je achttiende nog geen seks gehad hebt. Dan moet er wel iets met je aan de hand zijn. Of je deze ontwikkeling positief of negatief moet waarderen, laten we maar even in het midden.
Tegelijk is er een terugkomende preutsheid waar te nemen. Blote kindertjes op de crèche? Waarschijnlijk zullen er protocollen voor zijn, of regels die dat verbieden, bijvoorbeeld om ook maar de geringste verdenking van pedofilie te voorkomen. Het gunstige tij voor pedofielen uit de jaren zeventig is omgeslagen in iets dat grenst aan heksenjacht. De vrije seks van toen lijkt lang zo vrij niet meer.

In die 'fantastische jaren vijftig' was religie vanzelfsprekend. Het levensdoel dat kinderen in hun opvoeding meekregen, vond je in Bijbel en Kerk. Weinigen konden zich voorstellen dat je niet amoreel zou worden als je niet meer in god geloofde. Ook dat roer ging flink om na de jaren zestig. De godsdienst nam af, de wetenschap gaf tekst en uitleg over leven en dood en berekende hoe de bevolking materiële vooruitgang kon behalen. Kerken liepen leeg. Kleinkinderen gingen vragen wat dat was, als oma en opa voor het eten wilden bidden. Priesters en dominees konden de veranderingen, zoals emancipatie en moraal niet tegenhouden.
De mensen werden niet amoreel of immoreel. Moraal bleek niet afhankelijk te zijn van het hebben van een geloof. Er waren nog wel gevechten over wat aangeleerd en aangeboren was, maar uiteindelijk kon kennis over seksuele geaardheid, over afwijkend gedrag, over de relatie tussen hersenwerking en persoonlijk gedrag de weg openen naar begrip en verdraagzaamheid.
Eén ontwikkeling was niet voorzien, dat zich met name vanaf de millenniumwissel een opleving zou voordoen van godsdienst die de maatschappij weer een paar treden terugzet op de ladder van vooruitgang. De vrouw is toch minder dan de man en moest bijzondere regels gehoorzamen, homoseksualiteit is een strafbare afwijking, je kunt je voor je gedrag beroepen op een onzichtbare god en humanisme een grote dwaling. Natuurlijk slaat dit op de opkomst van de Islam, maar ook vind je het bij fundamentele evangelische bewegingen, vooral in Amerika en Afrika, alsook bij orthodoxe Israëliërs.
De antiautoritaire opvoeders streefden wel idealen na, maar niet bepaald godsdienstige. Ongetwijfeld zullen velen van hen nu met lede ogen aanzien hoe gemakkelijk de mensen hun autonomie afstaan en zich beroepen op een hogere macht.

Het kritische is volop aanwezig in onze samenleving, maar is ook de kritiek niet erg indiviualistisch? Beperkt onze kritiek zich niet te zeer tot degene die of datgene dat onze persoon tekort lijkt te doen? Het kritische van de antiautoritairen was bedoeld om zich te richten op de samenleving, op de wetgeving. Deze vorm van kritiek is bepaald niet verdwenen, maar misschien moeten we er wat zuiniger op zijn, deze verworvenheid niet om zeep brengen. Begin er niet aan 'brave' burgers te creëren, trouwe werknemers, bange jaknikkers. Zoiets kan alleen maar een nieuwe onderlaag veroorzaken in onze samenleving, een nieuwe middeleeuwse groep 'horigen' die moeten dansen naar de pijpen van de bovenlaag, de nieuwe koningen en priesters, de miljardairs.
De antiautoritaire opvoeders van toen ergeren zich aan de onkritische houding ten opzichte van de neokapitalistische vrije markt en de terugkerende preutsheid. Ze vinden het niks dat jongens en meisje weer volop met blauw en roze worden grootgebracht en dat een aantal maatschappelijke ontwikkelingen stagneren. Wat dragen de huidige opvoeders bij aan een betere samenleving, vragen zij zich af. Daarbij vinden ze prof. Micha de Winter op hun weg.
Het probleem waar De Winter voor waarschuwt, is dat opvoeden teveel op zichzelf, op het individuele kind gericht is: als mijn kind maar gelukkig wordt! Veel ouders menen dat hun kind het allerbelangrijkste is dat op aarde voorkomt en dat dus alles daarvoor moet wijken. Hij roept op om als opvoeder de kinderen wat idealen mee te geven. Kinderen moeten zo vroeg mogelijk leren dat er meer is dan het eigen ik. Dat er in de wereld iets goeds, iets moois is om na te streven. Iets dat boven het individu uitstijgt. Niet iedereen hoeft dezelfde idealen te hebben, als je ze maar hebt. Er wordt weer geroepen dat je een utopie niet moet afdoen als dwaas. Als je die wat kunt relativeren, werkt een utopie prima.
Dit soort geluiden zijn ongetwijfeld prettig in de oren van de antiautoritaire opvoeders van weleer.

WORDT NOG AAN GEWERKT!