Start chemie Afrika schrijfsels leuke ideeën 70 jr
antiautoritaire opvoeding Daan van Alten & Wietske Blokker

antiautoritaire opvoeding

De Kresj


NRC-16-02-70 (211K)
Emmy van Overeem in de NRC

kikkestein (113K)

De geboorte van de KRESJ

Het Duitse gedachtegoed over kinderopvang en de daarbij behorende theorie waait over naar Nederland, onder meer via de documentaire Erziehung zum Ungehorsam, uitgezonden door de VARA in 1969. Die wordt in Nederland met gemengde gevoelens ontvangen. Vooral oudere kijkers vinden de aanblik van die vieze, blote kinderen weerzinwekkend. Maar voor een groep jonge ouders is de film een eyeopener. Hier gebeurt precies wat zij zich voorstellen bij de nieuwe manier van opvoeden.
Ze reizen af naar West-Berlijn en Frankfurt voor een kijkje in de keuken van de antiautoritaire opvoeding. In Frankfurt zien ze de eerste leegstaande winkeltjes waar kinderen worden ondergebracht, hier de 'Freie Kinderschule' genoemd. In Berlijn vinden ze de Kinderläden in 1968. Hamburg en Stuttgart volgen.
Karel, een vader van de Pater Brugmancrèche in Nijmegen, kijkt in Frankfurt met grote ogen naar hoe ze daar omgaan met de kinderen. Die zijn de baas en de ouders hebben daar plezier in. Hij vindt het dan wel echt radicaal Duits, waar hij om lachen moet, maar: “Het had wel wat.”
Kinderdagverblijven of peuterspeelzalen zijn er nauwelijks in Nederland. De meeste kleintjes hangen aan moeders rokken tot ze naar de kleuterschool gaan. Moeders die meer vrijheid willen, worden met een scheef oog aangekeken. De moraal van deze tijd verbiedt te zeggen of zelfs maar te denken: Ik wil werken of studeren, dus moet mijn kind ergens worden ondergebracht. Een vrouw die haar kind naar de crèche doet, moet zich verantwoorden, aantonen dat ze het niet voor zichzelf doet, maar voor haar kind. Je zegt dan bijvoorbeeld dat het voor het kind belangrijk is dat het niet altijd thuis zit.
Ook zijn de weinige opvangmogelijkheden overvol en de aanpak is er zo traditioneel, zo burgerlijk en beperkend dat de nieuwe opvoeders daar echt hun kind niet gaan onderbrengen.

Op diverse locaties in het land ontstaan ze dan, die 'kresjes'. Een zoektocht naar ruimte levert weinig problemen op. De ene groep krijgt een woning van een bedrijf of een ruimte van een instelling of universiteit aangeboden, de andere nestelt zich romantische slooppanden als een brugwachtershuis of bakkerij. Maar ook worden moderne flats bewerkt tot ze geschikt zijn voor het grote doel. Als er al huur in rekening wordt gebracht, is het bedrag te verwaarlozen.
De ouders breken muren door, schilderen, behangen, timmeren en maken schoon. Na verloop van tijd heeft elke crèche wel een zandbak, een waterkliederplaats, een technische hoek (met echt gereedschap), een klimrek, fietsen, verkleedspullen en veel klei, rollen behang, dozen en oude troep: een sloopauto, afgedankte wasmachines en ander huisraad.
De crèches beginnen met een groep van ongeveer tien tot vijftien kinderen en draaien alleen ’s ochtends. Aanvankelijk zijn baby’s niet welkom – in al die luiers verschonen hebben de ouders geen zin. Maar dat verandert, zeker als die ouders een tweede kind krijgen. Tegen die tijd is de crèche de hele dag open en zijn er meer groepen.

In de crèches is van alles om mee te spelen. Veel daarvan hebben de ouders zelf gemaakt; de rest bestaat uit afgedankte spullen. In sommige crèches leveren de ouders een deel van het speelgoed van hun kinderen in voor algemeen gebruik. Dat leidt soms tot woede en huilpartijen van de rechtmatige eigenaartjes.
Wat niet gekregen, maar wel nodig is voor een goede ontwikkeling van het kind, wordt aangeschaft. Daarbij baseren de ouders zich op literatuur, bijvoorbeeld Spelen met speelgoed van de orthopedagoog W. Bladergroen en Speelgoed en spelen (1928) van de Duitse cultuurfilosoof Walter Benjamin, die spel als bron ziet van elke gewoonte: eten, slapen, aankleden et cetera. Er komt speelgoed om mee te rijden of om dingen mee te maken, speelgoed voor de zintuiglijke ontwikkeling (blokkendozen bijvoorbeeld) en boekjes. De kindertjes krijgen uitgelegd dat een autootje kapot gaat als ze er met een hamer op slaan, maar avontuurlijke spelletjes worden natuurlijk gestimuleerd.
Kinderboeken worden kritisch bekeken. Ze zijn er huiverig voor om kinderen iets normatiefs te presenteren. Jip en Janneke worden bij het voorlezen soms in rol omgedraaid. Teveel speelgoed is ook niet goed; dat kan het kind in 'een consumptiesituatie in het klein' plaatsen, de fantasie belemmeren. Zo staat dat in een stuk van de Amsterdamse Prins Konstantijn.
Sinterklaas is dan wel een kapitalistisch feest, maar de kinderen vinden het leuk. Dus wordt het gevierd, vaak pas nadat er is gediscussieerd over de vraag of je kinderen wel zo voor de gek mag houden. Verjaardagen en Sinterklaasfeesten mogen geen grote snoep- en cadeautjesfestijnen zijn. De kinderen moeten niet materialistisch worden. Het gaat er vooral om dat het plezierig is. Bangmakerij is er al helemaal niet bij. De kinderen zijn er soms bij als volwassenen transformeren in Sint en Piet, of ze kleden Sint en Piet zelf aan.
Van huis uit zijn de ouders Sinterklaasvierders, maar bestraffende Sinterklaasliedjes zingen ze niet meer. Of wel, maar dan met een andere tekst. Als ergens op een keer een zwarte Sint binnen komt, roepen de kinderen: 'Die is niet echt!'
Commercieel speelgoed of speelgoed uit Amerika - fout land vanwege de Vietnamoorlog en het kapitalisme - is taboe. Barbiepoppen zijn zo rolbevestigend dat de ouders er naar van worden. Om milieuredenen komt er ook geen plastic speelgoed, hout is favoriet.

In beginsel beslissen de kinderen zelf wat ze gaan doen. Het materiaal staat in de kasten. Ze kunnen het er zelf uitpakken. Ze mogen van alles met het speelgoed doen; bijna alles. Maar stuk maken mag eigenlijk niet. Over het opruimen zijn discussies. De ouders zien de crèche als iets dat voor een deel door de kinderen zelf wordt beheerd. Maar helaas ruimen die veelal niet zelf op en in de chaos kunnen ze niet op gang komen. De conclusie is dat er opgeruimd moet worden door de ouders.
Bijstandsmoeders blijken netter op het materiaal dan anderen. Die willen niet dat ermee gesmeten wordt, maar echt verbieden om iets kapot te maken, tja, dat staat haaks op een van de principes van de antiautoritaire opvoeding: het ruim baan geven aan de vrije ontplooiing van het kind. En van 'onverantwoord omgaan met speelgoed' zouden kinderen iets kunnen leren. Bijvoorbeeld dat ze een autootje niet meer kunnen gebruiken nadat ze het in elkaar hebben getimmerd.
Die prijs vindt het Witte Kinderplan te hoog. Dreigt een kind speelgoed kapot te maken, dan reageren de ouders wel essentieel anders dan hun eigen ouders zouden hebben gedaan. Die gaven hen meteen een draai om hun oren. Daarmee brachten ze twee boodschappen over: wie zoiets doet, is een slecht meisje of jongetje, en haal het niet in je hoofd zoiets nog een keer te flikken. Dat doen de antiautoritaire ouders niet, ook niet die van de Witte Kinderplannen. Ze leggen de kinderen uit waarom ze iets niet kapot moeten maken.

De eerste Amsterdamse crèche Prins Konstantijn komt voort uit een door de ASVA (Algemene Studenten Vereniging Amsterdam) georganiseerd congres (1969) over antiautoritaire opvoeding. Deze crèche krijgt gratis ruimte in meditatiecentrum De Kosmos aan de Prins Hendrikkade, een activiteitencentrum waar ook Dolle mina is gehuisvest. Deze Kresj is de tweede in Nederland, na die van Nijmegen.
Het onderkomen is tijdelijk; de UvA zal een deel van haar pand in de Huidenstraat ter beschikking stellen. Op 2 maart, zo schrijft Emmy van Overeen in de NRC, zullen twintig mensjes van 1 tot 5 jaar het meditatiecentrum binnendribbelen om er te beginnen aan een opvoeding die is gebaseerd op theorieën van o.a. Freud, Marx, Marcuse en (de jonge) Wilhelm Reich.

Ook in Groningen ontstaat een antiautoritaire crèche vanuit de universiteit. Op de Faculteit Psychologie houdt een studiegroep zich bezig met pedagogiek en antiautoritaire opvoeding. Voor de praktische uitwerking van zijn ideeën zoekt de groep naar ouders. In 1969 beginnen ze hun crèche. Rachel zit voor haar studie bij de werkgroep Macht en Geweld. De opvoedingskant trekt haar niet speciaal aan, tot haar dochter geboren wordt. Ook andere studentenouders schrijven zich in voor deze crèche. Tot in Groningen staan de Berlijnse Kinderladen model.
In verband met het Vietnamcongres (1968) in West-Berlijn, een protest tegen de oorlog in Vietnam, organiseren studenten kinderopvang. Vanwege het succes richten de vrouwen crèches op in leegstaande winkels, Kinderläden. Die zijn in eerste instantie bedoeld om de vrouwen tijd en ruimte te geven zich te ontwikkelen. Pas later ligt het accent op de opvoeding van het kind.
In West-Berlijn studeren ook progressieve Nederlandse studenten die er collega's ontmoeten als Daniel Cohn-Bendit. De jonge studentenouders uit Nederland gaan daar een kijkje nemen en zo komen de antiautoritaire inzichten in Nederland terecht, waar ze met elkaar in hun 'kresjes' de theorie in praktijk brengen.
De Witte Kinderplannen in Amsterdam en Utrecht zijn uitwerkingen van het Witte Kinderplan dat Provo een paar jaar eerder maakte. Provo was een warm voorstander van gratis crèches die kinderen meer ruimte geven dan in een paternalisties gezinsverband. Vooral kunstenaars, schrijvers en andere vrije beroepers zijn daarvan gecharmeerd.
Als wij het goed spelen - zo staat in Provo nummer 15, het gestencilde blaadje van Provo - kunnen kinderen van nu de ludieke mensen van morgen worden. Kinderen moeten achter de 'teevee' vandaan en met leeftijdgenoten buiten spelen zonder gevaar te lopen door 'blikken monsters' doodgereden te worden.
De crèche in Amsterdam Zuidoost kent een andere ontstaansgeschiedenis. Daar verrijzen eind jaren zestig de eerste flatgebouwen. Mooie ideeën liggen eraan ten grondslag: gemeenschapsgevoel zal er opbloeien.
De praktijk is anders. Overdag is de Bijlmermeer een slaapstad: de meeste bewoners werken en de achterblijvers, vooral vrouwen, voelen zich vreselijk geïsoleerd, niet in staat mee te doen met studenten en andere actievelingen. Ze voelen zich achtergesteld, willen meer tijd voor zichzelf en/of voor studie. Dat kan alleen bij gezamenlijk opvoeden. In flatgebouw Kikkenstein ontstaat een bewonersvereniging die zich verzet tegen de regenten van de woningbouwvereniging Rochdale die de Kikkensteinflats verhuurt.
De woningbouwvereniging wil de gemeenschappelijke ruimtes gebruiken voor nieuwe woningen. Daar steekt de bewonersvereniging een stokje voor: de meeste bewoners willen die ruimtes voor kinderopvang gebruiken, zo blijkt uit een enquête. Ze willen niet meer in hun eentje hun kinderen opvoeden, ook al hebben ze royale flats. Ze willen dat, in de geest van de tijd, samen met anderen doen, in een antiautoritaire sfeer.

Kortom, steeds meer ligt het voor de hand dat je de wens je kind op een crèche te doen, rechtvaardigt vanuit het antiautoritaire gedachtegoed, ook al is niet elke ouder zich daarvan meteen bewust. Antiautoritair, dat is mode. Dat woord, dat spettert. Door sommigen wordt het gevoeld als romantiek.

De dagelijkse praktijk op de kresj

Als er weer eens een zoveelste programma gewijd wordt aan de antiautoritaire crèche, weet je zeker dat er blote kindertjes getoond worden die elkaar met verf beschilderen en hun eigen poep onderzoeken. Net als toen, roept dat ook nu lachlust en weerzin op tegen die 'smeerlapperij'. Er valt echt wel wat meer over de kresj-praktijk te melden.

Allereerst worden de kinderen niet maar zo 's morgens bij de crèche gedumpt, om ze later op de dag weer op te halen. De ouders participeren, vaders en moeders en ook andere geïnteresseerde volwassenen. Omdat ze onzeker zijn over de juiste manier van opvoeden - wat hebben zij nu aan ervaring met kleine kinderen? - gaan ze er met z'n allen over praten. Dat doen ze tijdens het oppassen zelf, maar vooral op de wekelijkse vergaderingen.
Alles wordt besproken, hoe je met de kinderen omgaat, de financiën, de taakverdeling, ook hoe je elkaar de waarheid kan vertellen zonder bedreigend over te komen. Maar het is ook een heel gedoe, dat groepsproces. Ze vinden het enerzijds prima om te zien hoe andere ouders het doen, hoe anderen ingrijpen. Maar anderzijds klemt het wel om kritiek op je eigen kind te krijgen. Je zoontje praat bekakt, kunnen ze te horen krijgen. Vinden ze dat leuk?
In zo'n groep was je gedwongen over je opvoeding en jezelf na te denken. Er werd bijgestuurd en dat gaf een hoop steun. Je werd gecorrigeerd. Als je bijvoorbeeld beloofde dat je straks naar een verdrietig kind zou gaan, omdat je eerst nog met een ander kind bezig was, werd je daaraan gehouden. Je moest je beloftes serieus nemen.
Ze doen alsof over alles diep nagedacht is, of er een grondige theoretische bodem onder ligt. Tijdens een voorlichtingsbijeenkomst, ballotage, voorgesprek of huisbezoek worden crècheouders in spe op de hoogte gebracht van de gang van zaken en wat er van hen verwacht wordt als ze besluiten mee te doen. Sommige ouders trekken zich bij nader inzien terug. Die vinden bijvoorbeeld dat er te weinig structuur is of ze hebben een baan en kunnen niet genoeg tijd in de crèche steken. Een vader die zijn kind op de Prins Konstantijn wil, krijgt een lading politieke argumenten over zich heen. Hij voelt zich bij dat eerste gesprek in zijn nette broek niet op z'n gemak.
De groep kan soms vervelend worden, als bijvoorbeeld blijkt dat er twee stromingen te zijn. In een bepaalde crèche genieten 'de hedonisten' teveel van de situatie, volgens de aanhangers van de strengere stroming.
Het gepraat kan ontaarden. Johan uit Utrecht ontwaart in een andere crèche een leider, een echte goeroe, helemaal niet volgens de filosofie. De goeroe heeft supporters om zich heen, een soort schare. Op een mooie dag gaat de goeroe ergens in een wei zitten en spreekt tot hen.


Ten behoeve van de wekelijkse vergaderingen worden door degenen die oppassen verslagen gemaakt van elke crèchedag, ook wel protocollen genoemd. Alles wat er op een dag gebeurt, wordt vermeld in zo'n protocole, dagboek, werkboek, roulatieschrift, dat de ouders met elkaar bespreken. Daarbij komen onderwerpen als agressie, afhankelijkheid, normen, afwijkend gedrag van een kind en ingrijpen ter sprake, maar ook de ouders zelf zijn onderwerp van gesprek.

Elzevier-11-07-70 (126K)
Moeder Diny in 1995: Het was hersenslijperij: wat vinden we wel en wat niet goed en waarom is dit nou goed voor een kind. En het kon voor ouders zwaar zijn om vervelende dingen over hun eigen kind te horen. Daar zijn we wel voorzichtiger in geworden, omdat we zagen dat je iemand soms kwetste.
Vader Karel: Je sprak elkaar aan op problemen die zich voordeden. Maar dat was moeilijk. Niet als je die ouders nog maar net kende, wel als het vrienden werden.
"De crèche is geen stalling!"
Praktische twistpunten zijn de breng- en haaltijden en de afspraken over wie de crèche draait. Als je je kind daar afgeeft, ga je ervan uit dat er die dag ook iemand is. Zelf moet je naar college of gaan werken. Als dan zo'n ouder zich verslapen heeft, is dat balen.
Je geeft je kind af en neemt afscheid. Kan een heikel punt zijn. De meeste crèches kennen wel de ouders die eindeloos blijven hangen, koffie drinken, leuteren. Soms glippen ze ook weg, omdat ze er niet tegen kunnen dat hun kind gaat huilen. Zulke dingen proberen ze aan de orde te stellen.
Hoor eens, het is jouw kind en jij neemt afscheid en je zorgt ervoor dat je kind je zo vertrouwt dat ie weet dat je hem ook weer op komt halen.
Om een indruk te krijgen van zo'n vergadering, volgt hieronder een korte weergave van het verslag van de bijeenkomst op 12 februari 1974 in Utrecht:
Elf ouders zijn aanwezig, waaronder één vader. Maar dat is in tegenstelling tot de vorige vergadering, staat er in de notulen. "We moeten de vaders toch maar blijven stimuleren, ook al blijkt dat veel van hen moeten werken of studeren."
Er wordt geklaagd dat de vergaderingen nooit op tijd beginnen. Dus volgende keer: "Precies half negen; eerst de zakelijke dingen; kletsen kan na afloop."
Moeder Loes blijkt niet meer mee te kunnen draaien omdat ze een baan heeft gevonden. In noodgevallen wil ze nog wel bijspringen.
Tijdens een griepperiode vallen er grote gaten in het rooster en moet er veel geruild worden. De roostermaker verzoekt iedereen toch vooral tijdig door te geven dat er ziekte dreigt of heerst.
Anke en Lon gaan iemand bezoeken die een kind op de crèche wil doen; voorlopig mag dat kind als logé meekomen.
Marina vindt het niet nodig om elke keer opnieuw bepaalde kinderen te bespreken. Bovendien kan iedereen toch het dagboek lezen. "En laten we het volgende keer eens hebben over 'observeren'. En laten we in godsnaam niet meer naar de dierentuin gaan. Het ene kind loopt weg, een ander is bang of agressief."
André heeft nog steeds moeilijkheden thuis. Hulp zoeken bij instanties? Nee, zegt iemand, het ouderkollektief moet zelf proberen de problemen het hoofd te bieden. Iemand wil praten over schoonouders.
Enzovoort.

Oudervergaderingen zijn er op alle crèches, net al menig verschil van inzicht. Bij de Prins Konstantijn - maar bepaald niet alleen daar - zijn voortdurend conflicten tussen mannen en vrouwen. Over wie het speelgoed opruimt, wie de kinderen aankleedt, wie het zand opveegt. Dat doen toch vooral de vrouwen. De mannen bouwen de tuin om. Vrouwen vinden het winst als ze voor het eerst van hun leven staan te zagen om een goedkope tafel te maken.
In de praktijk komt het zorgen vaak bij de vrouwen terecht. Als toch de mannen hier en daar met de kinderen aan de slag gaan, krijgen de vrouwen soms aanvallen van jaloezie: die mannen doen het al op politiek gebied, moeten ze nu ook overheersen op het gebied van kinderverzorging?
Het neemt niet weg dat er sprake is van emancipatie: mannen zijn meer bij de opvoeding betrokken en vrouwen gaan mannendingen doen.
En overheersend is toch de solidariteit: ze eten vaak bij elkaar en hebben veel lol.

Hoe kijkt de buitenwereld naar de 'kresj'?

In maart 1970 schrijft Tessel Pollmann in de Volkskrant over hoe er in Duitsland tegen dat crèchegebeuren wordt aangekeken. Net als in Nederland zijn ook daar de ouders verplicht tot het bijwonen van de wekelijkse praatavonden. Aanvankelijk zijn die openbaar, maar nadat de media een reportage gemaakt hebben onder de kop "Zo worden nu Duitslands kinderen opgevoed", stellen ze een aparte woordvoerder aan.
Het nummer dat die bewuste reportage bevat, is al snel uitverkocht in West-Duitsland. Het is, volgens Pollmann, een voortreffelijke illustratie van de Gehorsam und Sauber-Ideologie, die hij aanvankelijk met enige korreltjes zout genomen had. Het schandelijkste van de crèches, aldus de reportage, is dat de kinderen vuil zijn. Vuil valt prachtig te fotograferen, beter dan ongehoorzaamheid bijvoorbeeld, en pagina's smerige kinderen sieren het blad.
De 'smerigheid' kan verklaard worden door een mengsel van waterverf, klei, scheurpapier, Brinta en ander voedzaam of creatief spul, zoals dat in ieder enigszins genoeglijk Nederlands gezin met regelmaat kan worden gefotografeerd. De onzedelijkheid en ongedisciplineerdheid van de crèchekinderen wordt geïllustreerd met een foto van een kleuter die, zoals dat meestal het geval is, met blote billen van de po opstaat. Schande, schande, in een natie waar - nog steeds volgens Pollmann - het bloot voorbehouden is aan de pornohandelaren.
Niet voor niets wordt in de hete zomer van dat jaar een crèche de huur opgezegd, omdat de buurt aanstoot neemt aan de naakte kleutertjes die zichtbaar vanaf de straat zich vermaken in teilen water.

De Nieuwe Linie, december 1970
DNL-12-12-70 (122K)
Wat gebeurt er als wij (WB & DvA) in 2015 door omroep MAX worden uitgenodigd om over antiautoritaire opvoeding te praten? Weer diezelfde beelden van 'vieze' kindertjes, want ze zijn bloot en gaan naar de wc en ze spelen met verf en etenswaren.
Het lukt de overheid in Berlijn in enkele gevallen om greep te krijgen op een crèche via subsidieregelingen. Wiens brood men eet,..... In Nederland wordt hier en daar overwogen subsidie aan te vragen, maar juist om onafhankelijk te blijven, zien de meeste antiautoritaire crèches daar - zeker in de beginjaren - van af.

Zoals gezegd, wordt ook in Nederland veel geschreven over de antiautoritaire opvoeding en over de bijbehorende crèches. Voor de vele artikelen verwijzen we naar onze literatuurlijst. Alle aspecten, van de dagelijkse praktijk tot de verborgen theorie, komen in de vele artikelen uitvoerig aan de orde. De schrijvers zijn vaak mensen uit de beweging zelf en veel artikelen dus positief gestemd. Maar ook bij buitenstaanders is aanvankelijkk begrip voor deze nieuwe opvoedkundige aanpak, zeker als het gaat over 'kinderen serieus nemen'. De Telegraaf is één van de weinigen die er alles aan doet om dit verschijnsel af te kraken. Als een lopend vuurtje gaat het door de samenleving, waar tot dan toe "kinderen die vragen worden overgeslagen". Nu worden kinderen juist gestimuleerd om hun zegje te doen, om hun eisen te stellen, zonder dat daar klappen op vallen.

Hun zogenaamde elitaire karakter vinden de meeste groepen een probleem. De antiautoritaire ouders willen niet elitair zijn en vinden dat alle kinderen dezelfde kansen moeten krijgen. Ze doen hun best kinderen uit andere lagen van de bevolking voor de antiautoritaire crèche te interesseren. De meeste pogingen mislukken. Alleen in Nijmegen doen een paar arbeiderskinderen mee. In Groningen lukt om het een kind uit een andere maatschappelijke groep - uit de woonschepenhaven - op de crèche te krijgen.
De omwoners rond het Amsterdamse Witte Kinderplan, in de Nieuwmarktbuurt, begrijpen niets van de antiautoritaire ouders, meestal kunstenaars, architecten, provo's. Bezorgde moeders komen op op die ouders af: "Jullie weten toch wel dat een kind zijn moeder nodig heeft? Dat je het niet zomaar ergens moet opbergen...?"
Pas in 1975, als de situatie in de buurt escaleert in verband met de metro, waardoor er huizen tegen de vlakte moeten en er krakers komen, gaan de bewoners met de antiautoritaire ouders samenwerken. Echt meedoen met de crèche doen de buurtbewoners niet.
Ook in Amsterdam Bijlmer krijgen ze het stempel 'elitair'. De crèche zit in een collectieve ruimte, en die hoort voor iedereen toegankelijk te zijn. Dus besluiten ze ook mensen toe te laten die niet voldoen aan hun wensen, die andere ideeën over opvoeding hebben. Er komen dan ouders bij die de eerste ouders te links vinden.

Op stap naar de maatschappij

Behalve dat de buitenwereld de 'kresj' vies en bloot en chaotisch vindt, valt sommigen ook iets anders op: de ouders/oppassers gaan met die kindertjes de grote wereld in. Ze bezoeken bijvoorbeeld bedrijven waar je kunt zien waar de melk vandaan komt. Welk kind weet hoe een fabriek er uit ziet?
Wie maatschappijkritisch moet worden, kan dat natuurlijk niet zonder de samenleving van dichtbij te kennen. Het is niet genoeg de kinderen uit te leggen hoe het in de samenleving toegaat, ze moeten het met eigen ogen zien. Kinderen moeten geconfronteerd worden met hun eigen bestaansvoorwaarden, roepen met name de socialistische opvoeders. Ze mogen best weten dat er een grote kloof bestaat tussen hoe hun ouders leven en veel andere mensen, in eigen land of in arme landen. Ze mogen er best op gewezen worden wat uitbuiting is en onrechtvaardige verdeling.
De ouders zijn ervan overtuigd dat kinderen al vroeg zeer geïnteresseerd zijn in hoe dingen worden gemaakt. Daar moeten ze zo goed mogelijk op inspelen en die interesse stimuleren. Je hoeft niet altijd te wachten tot ze er naar vragen: dingen die onzichtbaar zijn, kunnen ze niet vragen, dus ga alsjeblieft met de kinderen rondkijken.
In Nijmegen denken ze, in het kader van de politieke bewustwording, dat het goed is om de kinderen van drie, vier jaar een fabriek te laten zien zodat ze anders tegen arbeiders gaan aankijken. Ze bezoeken alle fabrieken en boerderijen in de omgeving. Van te voren bellen ze op en bijna altijd mogen ze komen. Zo'n bezoek is geslaagd, ook al gaat veel de kinderen boven de pet. Ze merken dat er een andere wereld is, dat er dingen gemaakt worden en dat daar een heel proces mee gemoeid is. Ze zien hoe het begint en hoe het eruit komt. Ook de boerderij bezoeken ze, champignonkwekerijen bijvoorbeeld. Ongeveer een keer per maand gaan ze naar een 'maatschappelijk relevant project'.
Ook in Amsterdam nemen ze de kinderen mee, naar de melkboer of zo. De buurtwinkeliers vinden het fantastisch. Met de wat oudere kinderen gaan ze de buurt in of naar het Vondelpark, naar de brandweer, de politie, de verkeerspolitie. Kinderen moeten maatschappelijke instellingen leren kennen. Die politie- en brandweermannen vinden het wel interessant om over hun beroep te vertellen. De machomannen zijn vertederd door die kleine kinderen en bovendien komen er meestal mooie dames mee. In het Vondelpark kunnen de kinderen ontdekken wat een bulldozer is. Ze klimmen er gewoon op.
Overigens vinden de kinderen de speeltuin het leukst. Het zijn tenslotte kinderen.