Start | chemie | Afrika | schrijfsels | leuke ideeën | 70 jr |
God gaat voorbij
Waarom ik er behoefte aan heb om op te schrijven wat me bezig houdt, kan ik niet zo goed uitleggen. Soms denk ik dat het is om beter te onthouden wat ik belangrijk vind. Je hoort of bedenkt iets en je wilt dat niet kwijtraken. Ook hoop ik dat mijn gedachten, ideeën na mijn dood onder de mensen blijven voortleven. Wat de reden ook is, ik doe dit al mijn hele leven lang en ik geniet ervan, zowel van de inhoud als van de vorm.
Aanleidingen tot schrijven zijn er vele. Voor mij is het genoeg om elke dag de krant te lezen. Elke keer kom ik onderwerpen tegen bij het nieuws of bij de columnisten, onderwerpen die me aan het hart gaan. Graag wil ik daar dan op reageren.
Regelmatig lees ik een boek dat te denken geeft (onze leesclub houdt van non-fictie). Met vrienden heb ik vele gesprekken waarin ik mezelf train in het moeizaam formuleren van mijn gedachten of die laat bijsturen door de gesprekspartner.
De ene mens is de ander niet. Mijn interesse wordt mede gevoed door mijn kerkelijk-godsdienstige opvoeding. Tot mijn dertigste jaar ging ik elke zondag naar de kerk en was actief gelovig lid. Maar er doken steeds meer redenen op om daarmee te stoppen. De oude zekerheid verdween.
Nu kan ik me nog maar slecht voorstellen dat iemand in alle redelijkheid serieus gelooft in het bestaan van een bovenaards wezen. Ook heb ik nergens aan gemerkt dat ik minder ethisch zou zijn geworden, dat ik goed en kwaad niet meer uit elkaar zou kunnen halen, dat ik geen moraal meer zou hebben. en ongelukkig ben ik er zeker niet van geworden, integendeel.
Onderwerpen die me interesseren gaan altijd over Mens en Wereld. Wat doen wij mensen hier?
Waarom zouden we iets doen? Heeft het leven zin? Wat lijkt me goed en fout in wat we doen? En waar haal ik mijn moraal vandaan, nu ik geloof dat er geen bovennatuurlijk wezen bestaat?
Al die vragen dwingen me om te zoeken naar antwoorden en dat doe ik graag al schrijvende. Dus bij dezen.
Overal ter wereld zijn de godsdiensten nog prominent aanwezig. “Nog” suggereert dat daar een einde aan zal komen. En inderdaad, steeds meer mensen leven zonder god. Zou godsdienst kunnen verdwijnen? Heeft de mensheid ooit zonder gezeten?
Is het onjuist wat mijn vader zei: zonder god weten de mensen niet meer wat goed en kwaad is? Of is dat nonsens en leeft de mens prima zonder?
Ik heb geprobeerd enig zicht te krijgen op de geschiedenis van de mens (inclusief zijn godsdiensten) en heb me daarbij laten helpen door Ian Morris. Anders schrijvers zoals de Israëlische Yuval Harari, de Nederlandse Hans Boutellier en de Belg Jan Verplaetse waren behulpzaam bij het denken over de vraag waar de moraal vandaan komt en hoe die zich wellicht alsnog kan ontwikkelen. Dick Swaab zet het raam open met uitzicht op de
verworvenheden van de moderne hersenwetenschappen.
Als er geen vrije wil is, als alles een natuurlijke oorzaak heeft, of als je handelen bepaald wordt door toevallige neuronenbewegingen, zijn mensen dan nog wel ethische wezens. Kunnen ze ergens schuldig aan zijn?
Zien we de mens als een van de diersoorten, of heeft ie een status aparte? Wat is er met de mens gebeurd en waar gaat ie naar toe?
Heel veel vragen werden pas open gesteld na de Verlichting, met name in Het Westen.
Inmiddels durft men vrijelijk antwoorden te geven daarop. De vraag naar een nieuwe mensenwereld doemt op, wat voor mensen – als ze niet voortijdig
uitsterven – zullen de wereld gaan bevolken en hoe gaan die met elkaar om?
Ik heb enkele boeken gelezen over Spinoza + enkele citaten van de man zelf; ik reken mezelf tot zijn bewonderaars. Hij heeft me geholpen bij de vraag: Wat drijft de mens (en andere soorten) om zich zo uit te sloven. En als een mens niet meer leeft ter ere van god, waar leeft ie dan voor? Is er iets anders om warm voor te lopen?
Een van de verworvenheden van de Homo Sapiëns is dat hij zijn doden gaat begraven en dat gaat samen met begrafenisrituelen. Met name die rituelen lijken te gaan samenhangen met een besef van voorouderschap, en vervolgens met een beginnende voorouderverering.
“Ziedaar onze dode ouders. Wat hebben ze ons geleerd, nagelaten op materieel en geestelijk vlak? Zelf zullen we ook sterven. We geven wij ons nageslacht mee?”
Wat is dat: doodgaan? Is wat zij achterlaten, nu van ons? Bezitten wij nu hun rijkdom? Hoe geven wij ons bezit door aan de generatie na ons? Moeten we ook onze kennis doorgeven?
De ontwikkeling overstijgt het individu, er vormt zich cultuur. De opkomst van het reflecterend vermogen, het overwegen van eigen en andermans gedrag, die veroorzaken enig besef dat voorouders invloed op je hadden …. en wellicht nog hebben. Hier ligt een kans voor de leiders.
Het bestaande normatieve en instinctieve gedrag, de moraal, of het geweten, wordt door deze beginnende denkers gevoeld en gewogen. De Homo Sapiëns ontdekt dat hij normen heeft en bedenkt dat hij nieuwe normen kan ontwikkelen. Hij kan al dan niet besluiten om voor de ander te zorgen, of om wraak te nemen, of om lief te hebben. Er wordt nagedacht: waarom doen we dit? Het is niet meer volledig instinctief hoe de soort zich gedraagt. De vanzelfsprekendheid van automatisch groepsgedrag begint voor een deel weg te vallen.
De leider van de groep is niet zomaar het alfamannetje, maar degene met het meeste(r)brein. Als hij slim is, kan hij zeggen wat de ander moet doen. Hij begrijpt dat normen door hogere machten moeten worden opgelegd, bijvoorbeeld door voorouders.
Er vormen zich langzaamaan een soort spirituele leiders die zich gaan beroepen op voorouders of andere hogere machten. Zo’n besef van hogere machten, bovenaardse krachten, invloed van voorouders schijnt te zijn ontstaan kort na 80.000 v. Chr.
In deze periode staan individuen op die zich gaan specialiseren in spiritueel contact met de bovenaardse machten of met de ‘aanwezige’ geesten van voorouders. Wellicht zijn het dezelfde mensen die oog hebben voor kunst en cultuur, van wie we in rotstekeningen nog de producten kunnen bewonderen.
In dit evolutieproces evolueren ook de hersenen, die steeds ingewikkelder worden.
Parallel aan dit proces van hersenontwikkeling verloopt de ontwikkeling van de genen. Het vermogen tot nadenken en beschouwen, zich afvragen en experimenteren wordt erfelijk. Daaronder bevinden zich de meest typische menselijke eigenschappen: het zoeken van verklaringen voor verschijnselen, het creëren van betere levensomstandigheden, het verfraaien van de omgeving; gevoel voor schoonheid. Het gaat in de genen zitten.
Als tussen 8.000 en 7.000 v. Chr. de dorpen uitgroeien tot steden met muren, dan is regeling van de machtsstructuren onmisbaar. Iemand maakt plannen, regelt. Iemand anders moet het zware werk doen. Er kan er maar één de baas zijn in de stad. De priesterkaste zegt in contact te staan met de voorouders, met goden, met het bovenaardse waarin iedereen, inclusief die kaste, vast is gaan geloven. De mens is een
wezen geworden dat vraagt naar het waarom, wil weten waarom de mens eigenlijk geboren wordt.
De macht van de priesterkaste groeit. De leider van de apengroep is in een proces van duizenden jaren sjamaan geworden en de sjamaan wordt keizer met goddelijk gezag. Sterker nog. Ze worden tot goden verklaard. Vaak heeft een stad zijn eigen god. In China ontstaan heilige paleizen. De Chinese sjamanen worden keizers, die afstammen van een machtige god! Het rijk Egypte heeft goddelijke farao’s.
Maar de voortgaande ontwikkeling van de mens creëert ook twijfel aan diezelfde goddelijkheid. De mens met zijn hersens laat zich niet als een dier onderwerpen. Omstreeks 2.000 v. Chr. hebben Egypte en Mesopotamië nog hun god-koningen, maar heel voorzichtig ontstaat discussie over de grenzen van het goddelijk koningschap.
Dit komt wellicht ook door de opkomst van droogte en honger waardoor Egypte tijdelijk verzwakt. Aanvankelijk blijft Mesopotamië sterk, maar dan stort ook dat in; valt en met haar de goddelijke koningen. De twijfel aan al die goddelijkheid neemt toe. Goden zijn niet de eeuwige blijvers. Begint hier al het secularisme?
Omstreeks 1.500 v. Chr. zet Farao Achnaton de traditionele goden aan de kant en voert een drie-eenheid in: hijzelf, zijn vrouw en de zon. Wellicht
is het een vroege vorm van monotheïsme, die Mozes inspireerde. Men ziet hier soms een voorloper van de eerste golf van ‘axiaal denken’, een nieuwe
denkwijze.
De wereld is rijk aan bezinning, wat is de zin van het leven? De Homo Sapiëns groeit. De hersens worden complexer, nieuwe data worden opgeslagen in de genen. De ideeën van de belangrijkste axiale denkers, vaak afkomstig uit randgebieden, worden opgeschreven. De heilige boeken komen op. Er is een bovenaards rijk, het Nirwana, de Hemel, De Weg, De transcendentie. Men discussieert, studeert. De vele goden geraken wat op de achtergrond en worden soms samengevoegd tot één god, jhwh, allah.
Worden de nieuwe ideeën aanvankelijk bestreden en de verkondigers vervolgd, naderhand worden ze vaak door de heersers op- en ingepakt. Het Jodendom (Mozes) predikt gelijkheid van mensen voor de enige echte ware god. Tegen willekeur en wreedheid stelt zij het ‘oog om oog’ en niet meer dan dat, tegen ongebreidelde wraaknemingen en vetes, uit respect voor je medemens en zijn bezit. Over een hemel hoor je weinig, wel over een grote toekomst.
En vele, vele rituelen en regels worden ingevoerd.
Hoewel er nog steeds koningen zijn die zich ‘de gezalfde’ noemen, die nog steeds geloven dat ze door god zijn gezonden, zoals Darius, worden ze langzaamaan ontgoddelijkt, onttoverd.
Tussen 700 en 600 v. Chr. zijn er in Griekenland geen godkoningen meer.
Rondom het jaar nul zijn de Romeinse keizers geen goden meer. Een soort democratie komt op. Het volk wordt zich bewust, krijgt stem. De heersers worden hooguit na hun dood in het godenrijk opgenomen. Het religieus besef verandert.
Het axiale tijdperk is op gang gekomen. Er doemen denkers op als Confucius en Tao, Lao-tse, Boeddha, Zaratoestra en de Griekse filosofen en de schrijvers / profeten van het Oude Testament. Later komen er nog Jezus en Mohammed bij.
De onbegrepen en radicale Jezus preekt de naastenliefde. De wang toekeren i.p.v. oog om oog.
Geweldloosheid. Mensenrechten (ook vrouwenrechten) staan tegenover willekeur van de machthebbers. Weg met de hypocrisie. Regels zijn er voor de mens en niet andersom. Als men zo leeft, komt er een nieuw mensenrijk waar het goed leven is en het leven goed. Als er één was die een nieuwe toekomst zag komen met nieuwe mensen daarin, dan was het Jezus wel.
Het Christendom dat daarna opkomt wordt als een gezagsondermijnende godsdienst aanvankelijk bestreden, en vervolgens door de machthebbers ingepakt. Het monotheïsme wordt in het Westen aanvaard. De Jezus-idealen blijven wel bewaard, maar in plaats van dat ‘nieuwe rijk’ krijg je de kerk.
In Arabië heersen nog lang de stammen, vetes, tradities, bloedwraak, veelgodendom, geesten, demonen en magie. De opkomende Islam probeert dat te veranderen door ook hier een monotheïsme in te voeren. Mohammed predikte rechtvaardigheid, gelijkheid en mededogen. De islam ontstond in een periode van veel geweld en ook Mohammed, i.t.t. Jezus, maakte er gebruik van. De Islam mag dan een nieuwere godsdienst zijn, ethisch lijkt het meer een soort voortzetting van het oude Mozaïsche oog om oog, tand om tand.
Dan omarmt Europa een nieuw avontuur. De renaissance begint in Italië en zet door, gepaard met een stroom van nieuwe ideeën en kritiek. De wereld wordt ontdekt en in kaart gebracht. Iemand als Erasmus staat op. Francis Bacon onderstreept het belang van de waarneming. Er is een Galilei, een Descartes, een Spinoza. Men kijkt terug naar een barbaars verleden en naar die axiale golf met al z’n denken en denkers. De klassieken worden bestudeerd. Godsdienst helpt de mens niet meer echt verder, lijkt haar functie gehad te hebben. Eerder wordt zij een rem op de ontwikkeling.
Kerkelijke protesten tegen nieuwe ideeën beklijven in West Europa niet, maar elders (nog steeds) wel. Mensen als Newton noemen waarneming en redenering de beste argumenten om god te begrijpen. Heksenverbranding verdwijnt, god nog niet, hoewel Spinoza de transcendente god graag af zou schaffen ten gunste van de Natuur.
Na 1700 komt de tijd van de uitvindingen en weer nieuwe gedachten. Stoommachines, evolutieleer, elektriciteit, telefoon, atomen, aardolie, aardgas, kernenergie, transport, genetische code, computer, nanotechnologie. Heel veel dat voorheen werd toegeschreven aan het ingrijpen van God, wordt nu wetenschappelijk verklaard.
De gedachte dat de wetenschap de religie overbodig gaat maken dringt zich onweerstaanbaar op. Nietsche verklaart dat God dood is. Daar waar deze
ontwikkeling het verst gaat, waar de welstand stijgt, en waar het lijden van de mens minder wordt net als de behoefte aan troost van boven, daar wordt het meest getwijfeld aan bovenaardse wezens. Secularisme breekt door. Waar nu nog godsdienst is, lijkt die de ontwikkeling in de weg te staan. Verdere voortgang, ontplooiing en verbetering van de mensensoort moet het hebben van de wetenschap, niet van godsdienst.
Waar, wanneer en waarom ontstond het idee van bovenaardse wezens? Ik denk dat goden menselijke bedenksels zijn, dat geloven in bovennatuurlijke wezens ooit is begonnen, dat het tijdperk van de godsdienst een fase is in de ontwikkeling van mens en wereld en dat het verschijnsel te zijner tijd weer zal verdwijnen.
Ongetwijfeld heeft religie, in de vorm van aanbidding van goden, z’n functie gehad, waarschijnlijk iets in de psyche van mensen die zich bewust worden van beangstigende natuurverschijnselen. Een machtige god kan je beschermen, althans zo voelt dat. Mogelijk is gevoel voor het bovennatuurlijke zelfs in de genen gaan zitten (en kan er ook weer uit verdwijnen).
Dieren hebben nooit getaald naar goden van wie ze hulp verwachtten. Als het onweerde, de donder zich liet horen, kropen katten weg en sidderden honden van angst. En dat doen ze nog steeds. Gevaar, lijden en dood kwamen alle dieren, net als de mensen, tegen op hun levenspad.
Riepen zij hun voorouders aan? Wierpen zij zich in aanbidding neer voor een hoger wezen, in de hoop op verlossing, troost en eeuwig leven? Dat dacht ik toch niet. Om zoiets te verzinnen heb je reflexieve menselijk wezens nodig. Dieren hebben hun angsten en instincten, maar van religieuze rituelen lijkt geen sprake. Zelfs bij chimpansees of bonobo’s, die toch sterk op de mens lijken, tref je geen vorm van religie aan. Ze schijnen geen angst te hebben voor, noch behoefte aan voorouders of bovenaardse wezens.
Als wij mensen dus zijn opgeklommen uit het dierenrijk, en godsdienstige wezens zijn geworden, dan moet ergens in dat proces zijn binnengeslopen. Ongetwijfeld voorzag die godsdienst in een behoefte. De menselijke soort was ermee geholpen, neem ik aan. Godsdienst had haar functie in de evolutionaire ontwikkelingsprocessen, wellicht in het bijzonder in de morele ontwikkeling van de mensensoort; in het overwinnen van angst?
Een aanleiding tot dit schrijven was zeker ook dat ik in publicaties het idee tegenkwam dat we onze moraal danken aan de godsdienst, en dat we dus vooral moeten luisteren naar de boodschap van god, te vinden in de diverse heilige boeken. Ik erger me aan deze mening.
We weten we inmiddels dat dieren, zeker ook onze directe voorgangers, de mensapen, er een duidelijke moraal op na houden. We treffen bij dieren empathie aan, gevoel voor onrechtvaardigheid, jaloezie, trouw. Ook het moderne hersenonderzoek laat een biologische verankering zien van moraal in het lichaam, hetzij in de genen, hetzij in de hersenen.
Het ‘zich gedragen’ van de levende wezens in de voormenselijke tijd werd net als nu gestuurd door in genen en in hersenen opgeslagen informatie. De natuur(wetten) bepalen voor een groot deel het gedrag, meestal met als doel het behoud, het voortbestaan en de verbetering van de soort. Je zou misschien de dierlijke instinctieve kennis kunnen opvatten als een ‘dierlijk geweten’. Zo’n geweten zou dan bij de vroege mens een nieuwe weg omhoog hebben genomen, een stevige uitbreiding naar een menselijk geweten. Zoiets was er al veel eerder dan de godsdiensten. Het gaat niet aan om het bestaan van moraal te danken aan godsdienst. Het zit in de genen, het is een natuurwet. Zo regelt het leven de dingen blijkbaar.
Hier is het aardig om iets aan te halen dat ik in een artikel van Hans Achterhuis las. Hij schrijft over het vijfde gebod "eert uw vader en uw moeder". Voor zover hij kan zien, doen dieren daar niet aan. Deze norm, dit stukje moraal hebben we niet evolutionair meegekregen. Wel de zorg voor kinderen, niet de zorg voor ouderen. Hij ziet hier een duidelijk voorbeeld van moraal met godsdienstige oorsprong.
Als de Verlichting inderdaad mede verantwoordelijk is voor het verdwijnen van godsdienst, dan gaat een groot deel van de eer naar Bento Spinoza. Hij
verwierp het bovennatuurlijke, vond dat de natuur genoeg had aan zichzelf. Als Spinoza het woord god gebruikte, bedoelde hij daarmee de natuur, de oerkracht van de wereld:
De Natuur zorgt goed voor zichzelf. Ze houdt zichzelf in stand, verbetert zichzelf, groeit uit. Nieuwe individuen van alle soorten planten en dieren,
inclusief de mens vormen zich. Je kunt erop vertrouwen dat zij door diezelfde natuurwetten in stand worden gehouden.
Elk organisme heeft het vermogen zich te ontwikkelen, zich te realiseren. Hoe groter dat vermogen, hoe beter. Wat bijdraagt aan dat vermogen, is goed. Alles wat daaraan afdoet, is slecht. Moraal is net als alle natuurkrachten immanent in de Natuur aanwezig en niet afkomstig van transcendente goden.
We zijn op weg naar een nieuwe tijd. Zal zoiets als religie of godsdienst verdwijnen als de mens in zijn voortgaande ontwikkeling die niet meer nodig
heeft, als de Homo Sapiëns ontdekt dat goden verzinsels zijn? Kan het zijn dat bij de mens op lange termijn de behoefte aan een god overgaat in iets geheel anders, of verdwijnt?
Zal het ooit gebeuren dat de kinderen op school leren terug te kijken op het godsdienstig tijdperk zoals ook het stenen tijdperk een gepasseerd station is?
Zullen ze leren over een voorbije, wonderlijk primitieve periode van de mensheid, waarin de mens zich zijn gedrag liet voorschrijven door niet bestaande bovennatuurlijke wezens? En dat de kinderen vriendelijk lachend dit aanhoren, en nauwelijks willen geloven dat dit waar is?
Onder bepaalde omstandigheden en in bepaalde regio’s lijkt de godsdienst zich met kracht te handhaven, is er nog niet een schijn van een aflopende
godsdienstperiode. Elders, onder andere omstandigheden, lijkt het zich opheffen van godsdienst al geruime tijd aan de gang. In Afrika en in China is nog primitieve voorouderverering te vinden. Klassiek godsgeloof vinden we in Afrika, het Midden Oosten en Zuid Amerika. De Islam leeft op en levert
ouderwetse godsdienstoorlogen en de radicale groepen beginnen alsnog een tegenkruistocht tegen het satanische Westen.
In China en Rusland is al heel lang een antigodsdienstige houding, blijkbaar doordat het marxisme er langdurig heeft huisgehouden. Nu schijnt er een opleving van religie te zijn.
In West Europa en Noord Amerika zijn grote groepen mensen die het steeds onbegrijpelijker gaan vinden dat mensen serieus nog in het bestaan van
bovenaardse wezens geloven die invloed zouden uitoefenen op de aarde. Steeds meer maatschappijen worden seculier, de overheden stellen zich neutraal op t.o.v. de godsdiensten. Ouderwets agressieve godsdiensten zie je daar nog weinig; misschien wat fundamentalisme in Amerika. Alternatieve godsdiensten, zoals een fundamenteel geloof in de vrije markt, laat ik nu even buiten beschouwing.
De ontwikkelingen van de godsdiensten loopt dus niet overal in de pas. Voorlopig ziet het er niet naar uit dat de wereld overal seculier wordt.
Er zijn mensen die denken dat in de genen niet alleen huidskleur, haartype, intelligentie en lichaamsvorm vastligt, maar ook gedrag, inclusief godsdienstig gedrag. Godsdienst zou erfelijk zijn. Maar hoe kan het dan dat zelfs zeer gelovig opgevoede mensen volkomen van god kunnen losraken? Waarom zou de ene mens niet buiten godsdienst kunnen en de ander wel?
Is godsdienstigheid wellicht ook gekoppeld aan regio, aan geografische factoren? Kan het zo diep in de cultuur gaan vastzitten? Zit het
zelfs in de genen? Hoe komt het dat in Afrika en in Islamitische landen vrijwel niemand zich een wereld zonder goden kan voorstellen?
Maar een cultuur kan veranderen en genen kunnen vervallen. Er zijn vast wel meer oude eigenschappen uit het genoom van de mensheid verdwenen. Ik denk ook dat de belangrijkste reden dat mensen gaan geloven te vinden is in het eenvoudige gegeven dat ze opgroeien in een omgeving waar iedereen dat geloof aanhangt.
Is het hoogmoedig om te denken dat sommige regio’s van de wereld een zeker primitief stadium voorbij zijn en andere niet?
Zeker tienduizend jaar nam het om van de mens een echte godenaanbidder te maken. Wie weet zal het nog eens tienduizend jaar duren voordat de mens dat stadium echt is gepasseerd.
Als er een mensensoort ontstaat die niet meer gevoelig is voor religie, is dat al begonnen bij mensen als Spinoza. Of al bij sommige oude Griekse filosofen. Onder invloed van de moderne wetenschappen komen er met name in West Europa steeds meer mensen die de godsdienst zien als een menselijk-evolutionaire strategie. Godsdienst is een menselijke reactie op angst, een menselijke behoefte aan troost en zingeving. Iemand blijft in god geloven zolang die iemand dat nodig heeft.
Waarschijnlijk zal een godsdienstloze mens pas echt kunnen beklijven als er veel minder lijden is, als alle mensen het beter hebben.
Als het gaat om nadenken over een mensbeeld, zou ik me graag baseren op de gedachten van Spinoza. Die zou graag het einde van de godsdienst hebben meegemaakt.
Voor zover ik er iets van begrepen heb, komen die gedachten neer op het volgende:
"Elke levende soort - en ook elk afzonderlijk individu van die soort - heeft alles in zich wat nodig is om zich te handhaven en zelfs te verbeteren, of dat nu dieren of mensen betreft. Elk levend individu streeft naar overleving en heeft een inwendige natuurlijk drang om zich te handhaven. Noem het een impuls tot leven, een levensdrift, de natuurlijke kiemkracht.
Bij de geboorte van een individu wordt een soort bouwplan doorgegeven dat alle gegevens van de nabije familie bevat, maar ook die van de soort. Meteen vanaf de geboorte wordt dat bouwplan in uitvoering gebracht, is de Natuur bezig met ontplooiing. Het individu zoekt voedsel, groeit, gaat kijken, geluiden maken, reageren.
Opvoeders helpen daarbij, ze wijzen de weg, maar het proces vindt plaats in het nieuwe ding, een woord dat Spinoza gebruikt voor een levend exemplaar van een soort.
De levensdrift is van levensbelang. Terwijl jij je ontwikkelt, doet die drift zijn werk en zorgt ervoor dat het leven wordt voortgezet in jou. Je hoeft alleen die fantastische drang die je in hebt te accepteren. Onderwerp je niet aan bovennatuurlijke, niet bestaande wezens, maar geef je over aan de wetmatigheden van de natuur.
Geen enkel organisme, geen mens, geen dier, geen plant zelfs, mist de drang om te leven overeenkomstig zijn aard. Je kunt die niet verliezen. Je wordt van binnen uit aangemoedigd om te doen wat de natuur je ingeeft, namelijk het ontplooien van vermogens, het uitvouwen van wat er in zit. Deze drang komt ongevraagd en onafwendbaar af op elk individu, dat zich dit als vanzelf toe-eigent: een plant ontvouwt een bepaalde bloem, een mier werkt mee aan het gemeenschappelijk bouwwerk, een baby lacht naar vriendelijke ogen."
Is het niet bijzonder dat iemand uit de zeventiende eeuw dingen over de natuur zegt die vruchtbare bodem blijken te zijn voor de later ontwikkelde evolutietheorie en voor het nog later ontdekte DNA. Behoud van de soort, van elke soort, en het doorgeven van de 'levensdrang', de blauwdruk is precies de functie van het DNA waar Spinoza nog nooit van gehoord had.
Dat behoud van de soort vraagt om samenwerking van de individuen. Denk alleen maar aan de noodzaak tot voortplanting en alle 'goede' mechanismen die de Natuur daarvoor in petto heeft.
Het is mogelijk dat er krachten opdoemen, niet uit de natuur, maar uit negatieve passies (die je vooral bij de mensensoort treft) die bedreigend zijn voor (andere) soorten. Zulke krachten dienen het voortbestaan van de soort bepaald niet en zijn daarom slecht. Spinoza was bekend met het feit dat echt niet alles en iedereen z’n best doet voor mens en wereld. Hij had het slechte maar al te goed aan den lijve ervaren. Toch blijft hij erbij dat het niet mis gaat door iets natuurlijks, maar doordat de mens zijn verstand niet gebruikt en in plaats daarvan zich laat leiden door negatieve emoties.
Spinoza was in vele opzichten zijn tijd vooruit, maar soms ook een kind van zijn tijd. Zijn bespiegelingen over de mens betreffen toch vooral de elite, de mensen die in staat zijn, geestelijk zowel als materieel, er goed bij zitten. Vrouwen en ‘het gewone volk’, daar moest je het voorlopig niet van hebben. Die zouden later wel komen. Intussen noem je alles wat helpt bij het volmaakter worden van het individu en van de soort: dat noem je goed. Alles wat hindert bij het bereiken van volmaaktheid, dat noem je slecht.
Bij de mens, als je die vergelijkt met dieren, kun je minstens één groot verschil zien. Vele diersoorten hebben hersens, maar die van mensen hebben zich wel heel bijzonder ontwikkeld. Dat slaat dan vooral op het denkvermogen, je kunt over jezelf nadenken, je leert je eigen gedrag te bekijken en te beoordelen met je denkvermogen, door te denken. Je hebt, wat men noemt: rede, een vermogen tot redelijkheid. Ook dat vermogen is een natuurlijk gegeven, maar moet je het wel ontwikkelen, onderhouden, trainen.
In een tv-gesprek reageerde de interviewer: “Maar dat is toch menselijk…?” Het ging over emoties tegenover het gebruik van je verstand, je vermogen tot reflexie. Inderdaad zijn emoties heel natuurlijk, maar zijn ze specifiek menselijk, iets waar we het van moeten hebben? Ik betwijfel dat. Ook dieren bijten van zich af, blaffen van woede of enthousiasme, dansen en verleiden. Het typisch menselijke is niet dat we emotioneel zijn, maar dat we kunnen nadenken, reflecteren op ons eigen gedrag.
De rede moet gevoed worden met kennisverwerving. De mens onderwijst en leert. Daarnaast geeft de Natuur ook aangeboren kennis, intuïtieve kennis. Vertrouw op die aangeboren kennis, volg je intuïtie, stem je rede af op de natuurwetten, de fundamentele kennisbron die macht geeft over jezelf, zegt Spinoza.
Omdat je deel uitmaakt van de Natuur, heb je een intuïtie voor waar het om gaat, voor wat de essentie van de dingen is, voor het grote verband. Het geeft je greep op de werkelijkheid. Het maakt je volwaardig mens en dat geeft geluk.
Ook kun je kennis opdoen door ervaringen met je zintuigen. Je ziet, je hoort iets, je slaat dat op, je overweegt, overdenkt die ervaring en je trekt conclusies. Dat laatste proces verloopt met je rede, in je denkvermogen. Met die rede verzamel je heel veel kennis, alle jaren van je leven. Maak er een gewoonte van na te denken met kritische reflectie. Je moet dan bestaande ideeën durven relativeren.
Zo ontwikkelt de mensensoort zijn rede, zijn denkvermogen, zijn hersens. De ontwikkelde mens verwerft een soort 'autonomie' en onderwerpt zich aan niets anders dan aan de natuurwetten. Mensen die de natuurwetten graag omarmen, daar zit de wereld op te wachten. Spinoza kreeg daarbij een soort vrijheid, een geluksgevoel.
Toch zal de soort zich niet handhaven als alleen het individu op zich zijn natuur volgt. De natuurwetten vragen meer, sturen aan op samenwerking. Samen sta je sterker. Geen soort kan individueel overleven. Een apart individu is in wezen machteloos, maar samen staan ze sterk. Vele soorten hebben zich ontwikkeld tot een sociale samenleving. Kijk naar de mieren, hoe die samenwerken, de bijen, maar ook hoe apen in hun groep met elkaar omgaan, hoe ze het elkaars leven prettig maken. Intuïtief weten ook zij dat ze niet zonder elkaar kunnen.
Eigenbelang wordt gediend door collectief belang en vice versa.
Individuen worden door de Natuur zelf voorbereid op het vormen van groepen, en hebben van meet af aan begrepen dat ze zich aaneen moeten sluiten om veilig en profijtelijk te kunnen leven. De mens met zijn buitengewone hersens, zijn verstandelijke vermogens en de daarop gebaseerde cultuur, is afhankelijk van afspraken met soortgenoten tot samenwerking. Sociaal gedrag geeft veiligheid en voorspoed en leidt tot echte vrijheid. Je leert in vrede leven met jezelf en met je medemens. Het ontstaan van een samenleving is een natuurlijk proces van diezelfde hiervoor genoemde levensdrift.
Verworven cultuur is een groot collectief belang geworden voor de voortgang en opgang van de mensensoort.
Het eigenbelang is weliswaar de individuele drijfveer tot handelen, maar moet ook aan banden gelegd worden. Ten behoeve van het voortbestaan van de soort, moet je begrijpen dat jij afhankelijk bent van je leefomgeving, de aarde, de Natuur.
Over dit onderwerp is in het verleden veel gedacht en geschreven, en het onderwerp blijft actueel.
Zonder de wil van god wordt ons geen haar gekrenkt, is een bijbelse benadering.
God weet al lang van tevoren of iemand behouden zal worden, dan wel verloren zal gaan. Ook zoiets: de predestinatie, alles is voorbeschikt, ligt vast in de goddelijke boeken. En anders zijn het wel de sterren en sterrenbeelden die bepalen hoe het een mens zal vergaan de komende maand.
Ook Spinoza hield zich met deze vraag bezig. Omdat alles een oorzaak heeft, kun je niet spreken van een absoluut vrije wil. De wil van een individu behoort bij Spinoza tot het gebied van het denken, niet tot het gebied van de materie. Wat je denkt, dus ook wat je wilt, heeft zo z’n oorzaken in voorafgaande denkactiviteiten. Vrij denken is niet mogelijk, want al je denken wordt gevoed door voorafgaand denken. De uiteindelijke oorzaak van alles, of dat nu iets geestelijks betreft dan wel iets materieels, ligt in de Natuur.
Volgens de kenners schijnt Spinoza te aarzelen over ‘de vrije wil’. Misschien heeft hij kans gezien om de vrijheid van de mens toch in overeenstemming te brengen met het bepalende van de oorzaken. De ideale mens, zegt hij, is autonoom, onafhankelijk. Hoe kan hij zich
onafhankelijk noemen en tegelijk handhaven dat zijn beslissing noodzakelijk voortkomt uit oorzaken.
Hoe zit dat met het idee dat ieder mens zelf verantwoordelijk is voor zijn of haar daden? Ik vind het vreselijk als mensen hun gedrag goedpraten met een beroep op een bovennatuurlijk wezen. Als een gelovige zich niet rationeel verantwoordt voor zijn gedrag, want “god wil het zo”. Wat is het verschil met “de omstandigheden brengen mij er toe”?
Ben ik de speelbal van mijn eigen verleden?
Daar komt vrij recent de opvatting bij van hersenwetenschappers dat mijn brein elke beslissing voorbereidt en dat ikzelf niet meer doe dan de uitkomst van het neuronenspel meedelen aan de wereld. Sommigen zien hierin reden om de mens niet vrij te noemen. Zelf zie ik geen probleem, eerlijk gezegd, want mijn brein, dat ben ik, dus als mijn brein werkt, ben ik aan het werk.
Ik heb bepaalde (sterke) overtuigingen. Die zijn gevolg van alle voorgaande informatie en ervaringen die ik tot nu toe heb opgedaan. Ik, d.w.z. mijn neuronen, mijn hersenen hebben al die kennis ter beschikking, er wordt geordend, verbindingen gelegd en er komt een conclusie uit, bijvoorbeeld: vrije marktwerking is slecht. Hoe vrij ben ik tot die conclusie gekomen?
Zit ik zo in mekaar dat ik wel tot die conclusie moest komen? Was ik vrij om iets anders te denken? Ja, alleen moet er dan andere informatie binnenkomen, mijn neuronen zullen dan andere verbindingen leggen. Het feit dat zulks allemaal plaats vindt in mijn hersens zie ik als: ik ben het die dat doet, niemand anders. Ik doe dat uit vrije wil, autonoom. Ik voel dat zo, en doe er mijn best voor.
De ideale mens is autonoom, onafhankelijk, vrij van andere instanties, en daarom gelukkig. Die laatste toevoeging is opvallend. Ik probeer dat na te voelen. Waar word je gelukkig van? Inderdaad, als je merkt dat je er toe doet, als je niet door anderen of door omstandigheden onderworpen bent, als je niet gedwongen wordt tweede- of derderangs burger te zijn, als je je vrij voelt in een solidaire maatschappij.
Zou het kunnen, zo'n nieuwe samenleving? Zonder dat de mens zich hoeft te onderwerpen aan schatrijke machthebbers of aan geestelijke leiders? Wat voor samenleving past bij de zich verder ontwikkelende mens? Er zijn tamelijk veel mensen die zich met gemak onderwerpen aan de commercie (een plofkop is goedkoper), aan het toezicht van de mediagiganten (ik heb niks te verbergen), aan die machthebbers (we hebben een sterke man nodig).
Ideologieën, godsdiensten, de superrijken, ze vragen/dwingen de mens zich te onderwerpen aan een leer, een doctrine. Je geeft je vrijheid op.
Mijn toekomstige wereld is seculier met een hoge mate van vrijheid om te doen wat je wilt, met als grens de afbraak van die vrijheid. In naam van het voortbestaan van de soort(en) en van de wereld als geheel reken ik op solidariteit.
Godsdiensten en ideologieën hebben waarschijnlijk een functie gehad bij het ontwikkelen van solidariteit, voorwaarde voor een stabiele samenleving.
Maar in de loop van de tijd, zeker toen de wetenschap, Verlichting, veel van de natuur ging verklaren, gingen de godsdiensten, maar ook andere ideologieën, de voortgang van de soort, haar verbetering, tegenwerken.
Op zovele plaatsen blijft de mens zich hardnekkig onderwerpen. Maar ooit moet het gebeuren: het verdwijnen van godsdienst en ideologie. Het vraagt om een nieuwe mens, een mens die dat aankan. De nieuwe mens is iemand die zich niet achter een god verschuilt, maar iemand die met zijn medemens afspreekt, die verantwoordelijkheid op zich neemt voor zijn daden.
De mens evolueert door, de soort past op de lange termijn zich aan. Niet zozeer op lichamelijk gebied, zoals het minder haar nodig hebben, dus dat ons lijf kaler is geworden of dat onze ogen achteruit zijn gegaan en dergelijke. De menselijke evolutie betreft vooral de toenemende kennis, het vergrote hersenvolume, de culturele impact daarvan. De moderne mens is minder primitief, denk ik.
De globalisering van de mensenwereld vraagt om nieuwe strategieën voor de instandhouding van de soort, nieuwe inzichten dringen zich op, nieuwe afspraken moeten gemaakt worden. Nieuwe technieken zullen het gedrag van de nieuwe mens veranderen om zo een samenleving in stand te houden en - wie weet - te verbeteren.
Van nature ben ik geen optimist, maar toch blijf ik hopen dat de nodige inzichten nog tijdig zullen doorbreken. Naast de kans dat de 'bekering' te laat komt en onze wereld ten onder gaat, kan het meerdere kanten opgaan:
De huidige trend van enkele grootgraaiers die niet alleen alle geld, maar ook alle macht naar zich toetrekken, zet door en we krijgen een soort tweedeling in een klein groepje übermenschen die de veel grotere groep untermenschen met gemak in het gareel houdt. De kleine elite onderwerpt de grote massa. Technisch hoeft dat niet zo moeilijk te zijn met de digitale middelen die er al zijn of nog ontwikkeld zullen worden. Een zekere onverschilligheid over onderworpenheid dient zich aan als mensen zeggen: 'ik heb niets te verbergen, ze mogen van mij alles weten'.
Het kan ook zijn dat het tij keert. De mensheid ontdekt dat een gezonde aarde onontbeerlijk is voor het behoud van de soort en een gezonde soort voor behoud van de wereld.
Overal gaat men serieus zorgen voor de aarde, voor de bodem, het klimaat, de lucht, de zeeën. Men weet de schade te beperken en creëert een wereld waarin de mens vrij is, zich niet hoeft te onderwerpen aan meer dan wat democratisch is afgesproken.
Als gelovige jongeman wist ik het wel: je leven staat in dienst van god, je leeft in dankbaarheid naar zijn geboden. Dat is goed voor mens en wereld. Het tegendeel daarvan, leven zonder god, is slecht. Maar wat als dat geloof wegvalt? Is er dan nog een goed en een slecht?
Ja dus, zoals in het voorgaande gezegd is: moraal, kennis van goed en kwaad, is vanouds in de soorten mee geëvolueerd. En in de voortgang van de mensheid, naar minder primitief, zijn de opvattingen over goed en slecht mede veranderd. Goed en kwaad zijn niet voor eeuwig en eenduidig vastgelegd.
Heb ik dan, in deze relatieve ethiek nog een boodschap voor onze kinderen en kleinkinderen? Kunnen we nog zeggen: kijk, hier gaat het om, daar is het allemaal goed voor?
Waarom zou ik proberen zelf een betere formulering te vinden voor goed en kwaad dan die van Spinoza? Ik zie mezelf niet in staat daar veel aan toe te voegen, of het moest zijn dat er wezenlijk nieuwe kennis is bijgekomen die voor Spinoza nog verborgen was.
Hij gebruikte de woorden god en natuur door elkaar, alle levenskracht zocht hij in de natuur. Ook de mensensoort is onderdeel van de natuur en onderworpen aan de natuurkrachten. Inmiddels weten we veel meer van de natuur en haar krachten dan Spinoza in zijn tijd. Het belangrijkste effect dat die kennis op mij heeft, is mijn bewondering. Ik geef me over aan de natuur, aan de werkelijkheid, niet aan een verzonnen bovennatuur.
De voortgaande ontwikkeling van kennis en wetenschap zal in staat zijn een doelstelling te definiëren voor het menselijk leven. Het doel sluit aan bij de natuur, komt daaruit voort.
De mensentaak zie ik vooral in het behouden van mens en wereld, in het verder ontplooien daarvan, vooral met een beroep op de ratio.
Tegen mijn kleinkinderen zeg ik:
Jullie worden gedreven door een natuurlijke impuls, de levensdrang. Je hebt alles in je wat nodig is om tot een volwaardig mens uit te groeien, elk van jullie met zijn of haar eigen, specifieke bijzonderheden en talenten. Je moet alleen maar - van jongs af aan - ongeremd doorgang geven aan je eigen ontwikkeling, ontplooiing, aan de drang van je levensdrift.
Ontdek jezelf! Ga op zoek gaan naar je eigen wezen, je essentie, die je vooral kunt vinden via kennisverwerving. Ontdek en ervaar jouw plaats in deze wereld.
Zolang je die levensdrang niet in de weg gaat staan, gaat het als vanzelf. Je vraagt vanzelf om eten, je groeit, je gaat kijken, praten, denken. Opvoeders helpen je daarbij, ze wijzen de weg, maar het proces vindt plaats in jou.
De Natuurwetten zijn sterk. Stel je ervoor open. Bied ze alle gelegenheid. Je kan dat laten gebeuren. Laat die macht in je z'n werk doen. Durf voor jezelf, zoals je bent, ferm uit te komen. Jij bent een vrij individu. Doe wat je graag wilt. Begeerten als ambitie, eerzucht, macht, lust hoef je niet te bestrijden of te onderdrukken. Maar hou ze alsjeblieft wel onder controle van de rede, van je verstand. Zo kun je schadelijke passies, zoals haat, omvormen tot vruchtbare acties. Daar ben je mens voor. en doe niet klakkeloos wat anderen doen.
Wees niet al te trots op emoties. Ze horen erbij, ze zijn ontwikkeld in honderdduizenden jaren. Dieren laten zich erdoor leiden, maar jij kunt meer: er over nadenken, ze accepteren en ze in goede banen leiden. Liefde, rechtvaardigheid, maar ook ambitie zijn deugden, want ze dragen bij aan je natuurlijke vermogens. Haat en nijd, maar in zekere zin ook nederigheid en medelijden zijn ondeugden, want zij maken je machteloos.
Wees kritisch. Besef voortdurend dat alles wat ruimte geeft aan de ontplooiing van jou goed is. Weersta datgene wat daarbij in de weg staat. Weet dat alles wat de ontwikkeling van jou en van de natuur in de weg staat, slecht is.
Wees vrij en gelukkig en geniet van het leven.
Weet ook dat geen soort het in z'n eentje redt. Een individu kan niet alleen de soort voortzetten. Zonder de ander wordt het niets. Aanvankelijk beperkte zich dat tot een kleine groep, maar in de globale wereld moet ook je solidariteit globaal zijn. Er is werk aan de winkel.
Van god moet je het niet meer hebben. buig ook niet voor andere ideologieën zoals die van de vrije markt, een of ander ietsisme of het nihilisme. Je zult zien dat je als vrij mens, wetend wat de bedoeling is van je bestaan, zult genieten van je leven, dat je gelukkig kunt zijn.