Start chemie Afrika schrijfsels leuke ideeën 70 jr
antiautoritaire opvoeding Daan van Alten & Wietske Blokker

antiautoritaire opvoeding

De Tuin der Lusten

Als er iets tot de verbeelding spreekt van het Nederlandse volk en tegelijk woede oproept, is het wel die vieze blote kinderen met verfspatten tussen hun billen en die ouders die in communes met elkaar alles doen wat god verboden heeft. Wat een smeerlapperij! Wat moet er van die kinderen terecht komen, als ze niet leren om grote mensen te gehoorzamen en als die viezigheid ze niet wordt verboden? De grootouders gruwen ervan. Bah!
Poep en pies zijn niet meer vies, zindelijkheid is onbelangrijk, agressie een uiting van biologische driften, bloot en geslachtsdelen horen er helemaal bij. In de tuin der lusten mag alles, kan alles en gebeurt alles.


Seksualiteit

In de antiautoritaire crèches circuleert een vertaling van Reich's boek over kinderlijke seksualiteit. Die is daar terecht gekomen via de West-Berlijnse Kommune II; er is nu eenmaal nog geen Internet. In het hoofdstuk over de theorie achter deze opvoeding wordt uitgelegd dat Wilhelm Reich de bourgeoismoraal met haar seksuele onderdrukking bekritiseert en daarbij de ideeën van Freud gebruikt.
Kinderen hebben hun eigen seksualiteit en ouders moeten die kinderlijke seksualiteit aanvaarden. Ga er op natuurlijke wijze op in, geef duidelijk aan wat goed of leuk is, maar ook - net als bij andere opvoedingsthema's - waar de grenzen liggen en waarom die grenzen er zijn. Het beste is om dat gedoe gewoon als kinderlijk geslachtsleven te accepteren.
Dat is zijn thema.
Met het bloot lopen van de kinderen hebben de meeste antiautoritaire ouders geen enkel probleem. Elk kind vindt het een tijd lekker in zijn blootje te lopen. Alleen buitenstaanders vinden het smerig. In sommige crèches lopen ook ouders wel eens in hun blootje rond. Waarom zou je daar moeilijk over doen? Kinderen zijn nieuwsgierig naar de geslachtsdelen van de eigen en de andere kunne, ze bekijken die, ze hebben seksuele gevoelens. Als kindertjes 'doktertje' spelen, en elkaar onderzoeken, juist ook op de zogenaamde intieme plaatsen, kun je dat streng afstraffen, zoals de ouders van de protestgeneratie deden in de jaren vijftig. Je kunt ook de andere kant opkijken en het tolereren, maar ook dan voelen de kinderen, volgens Reich, het aan als: we doen iets niet goed. Tolereren staat volgens hem zelfs gelijk aan het ontkennen van de seksualiteit van het kind.

Anders dan met volwassen bloot, hebben de antiautoritaire ouders wat moeite met het in de praktijk brengen van de theoretische ideeën over de kinderlijke seksualiteit. Dat zou, volgens hun theorie, komen doordat hún ouders hun natuurlijke driften - honger, dorst en libido - reguleerden. Die normen hebben ze verinnerlijkt, en dat maakt het nu lastig om hun kinderen voldoende vrijheid te geven om deze driften bewust te worden en die te ontplooien. Het gaat als het ware tegen hun eigen (bedorven) natuur in.
Ze zien in dat zijzelf geleerd hebben dat geslachtsdelen vies zijn. Dat dit hun is ingeprent omdat ze geur- en reukloze, nette mensen moesten worden die prestaties leveren. De kapitalistische maatschappij heeft nu eenmaal meer aan presterende mensen dan aan mensen die met hun geslachtsdelen bezig zijn. En presterende mensen onderdrukken ook nog eens zozeer hun driften dat ze ontevreden worden. Daarom gaan ze consumeren, kopen. Dat levert maar tijdelijk genot op en dus gaan ze al snel weer iets kopen. Dat is allemaal goed voor de consumptiemaatschappij.
De nieuwe opvoeders proberen hun eigen 'seksuele moraalgrenzen te verlagen', zoals Dino R uit Amsterdam dat noemt. Dat ouders ook af en toe in hun blootje lopen, hangt volgens hem daarmee samen.

Later gaat Reimut Reiche hier nader op in en voegt er het zijne aan toe. Zo heeft hij kritiek op zindelijkheidstraining.
Kinderen zijn geïnteresseerd in hun uitwerpselen. Die zijn iets van henzelf, hoezo vies? Door kinderen zo vroeg mogelijk zindelijk te maken, leren ze hun eigen lijf te wantrouwen. Ze gaan lichamelijke objecten als 'vies' ervaren en daarnaar handelen. Daar begint de verminking van het seksuele en de gevoelens daarbij. Hun "Ik" wordt dan aangetast in plaats van ontwikkeld, zegt Reiche.
Een verslag van een bezoek aan Kommune II in Berlijn, dat in de antiautoritaire crèches circuleert en geschreven is door Tine Schouwenburg-Knigge, illustreert de opvatting van Reiche over de effecten van zindelijkheidstraining.
Schouwenburg-Knigge citeert uit protocollen van de Kommune over het jongetje Nessim. Hij is een tijdje na de oprichting in de Kommune komen wonen. Nessim heeft geleerd dat poep en plas vies zijn en is al heel vroeg zindelijk.
Wat hij ook doet - spelen, eten - hij blijft schoon. Ziet hij een hondendrol liggen, dan zegt hij uit de grond van zijn hart 'Bah!' Hij is niet geïnteresseerd in spelen met modder of klei en houdt ook niet van verven. Tekenen doet hij wel. Op straat loopt hij voor geen prijs op de voegen tussen de straatstenen.
Door het leven in de Kommune en de manier waarop de andere kinderen met uitwerpselen omgaan, verandert langzaam zijn houding. Een tijd lang beleeft hij veel plezier aan de woorden poep, pies en kak en wil hij van elke hoop weten van welk beest die uitwerpselen zijn. Na twee jaar in de Kommune vindt hij het minder erg om vies te worden. Poep interesseert hem niet meer. Hij schildert nu en let er niet meer op of hij op de voegen tussen de straattegels loopt.

Veel discussies op de ouderavonden van de antiautoritaire crèches gaan hierover. De crècheouders concluderen uit deze en andere teksten dat kinderen trots zijn op hun drollen. Ze zijn ervan overtuigd dat een rigide zindelijkheidstraining met veel: 'Bah, een bah! Dat moet toch op het potje!' of: 'Wat knap, een bah in het potje!' haaks staat op het lustgevoel en leiden kan tot dwangneuroses bij het kind.

Gezien die mogelijke gevolgen, kijken de antiautoritaire ouders wel uit met moeilijk doen over poep in de broek. Hoewel niemand dol is op verschonen, pakken ze - meestal niet de vaders - een verse luier of onderbroek en gaan aan de slag. Daarbij blijkt overigens de poepluier van een kind van ouders die je niet mag, minder prettig te zijn. En als moeder Tineke ontdekt dat haar driejarige zoontje gewoon te lui is om 's ochtends op te staan en naar de wc te gaan, is het wat haar betreft afgelopen met de onzindelijkheid.
"Dan zat ie van z'n enkels tot z'n nek in de poep. Daar had ik geen zin in."
De ouders van de crèche in Amsterdam Zuidoost besluiten om praktische redenen paal en perk te stellen aan het plassen en poepen in de zandbak. Het is een gigantische klus om dat ding elke keer weer leeg te scheppen; om gek van te worden. En kijk, op een gegeven moment vinden de kinderen het leuk om op het potje te gaan.

In die blote-kont-periode ligt in Nijmegen een meisje lekker aan haar kutje te friemelen. Ze roept een jongetje: "Hé David, kom eens helpen." De ouders zijn gechoqueerd. Er wordt niet ingegrepen, dat niet; wel gaan ze discussiëren over seksualiteit.

DGA-10-04-74-d (46K)
De Groene Amsterdammer van 10 april 1974
Natuurlijk besteden de kranten vooral aandacht aan het 'bloot-aspect', een neiging die de media tot op de dag van vandaag blijven vertonen als ze iets willen vermelden over de antiautoritaire opvoeding. Maar de vrije driftbeleving is dan ook, naast het niet verbieden, een belangrijke pijler van deze opvoeding. Kinderen moeten hun seksualiteit vrij kunnen beleven en creativiteit, nieuwsgierigheid en agressie moeten ruim baan krijgen.

Groene18-07-70 (173K)
De Groene Amsterdammer van 18 juli 1970
Jan van het witte-kinder-plan:
Ik had geen broers of zussen en was erg geïnteresseerd in hoe het meisje eruit zag. Mijn kleuterschool had een binnenplaats met een soort kippenhok zonder kippen. Ik speelde voor dokter en de meisjes die passeerden, moesten hun broek naar beneden doen. De juf ontdekte het en vond het een schande. Ik werd naar huis gestuurd en mijn ouders moesten komen. Het werd een vreselijk drama. Ik vind dat onzin. Er steekt niets kwaads in als kinderen willen weten hoe de ander eruit ziet.
In de Bijlmermeer spelen de kinderen in hun blote kont in 'de binnenstraat van de flat'. Als andere kinderen van de flat gaan staan joelen, kan dat de kinderen van de crèche niet schelen. De kinderen van de Pater Brugmancrèche mogen alleen binnen in hun blootje lopen. De ouders vinden: Buiten hebben ze andere normen en waarden, dus daar blijven de kleren aan.
Als de kinderen willen weten hoe de volwassenen er onder hun kleren uitzien, openen ze de bloezen van de vrouwen, betasten hun borsten en kijken onder hun rokken. Iets zeggen als 'niet doen' is frustrerend voor het kind, dat immers alleen maar nieuwsgierig is. Als een vrouw het niet goed vindt, moet ze uitleggen waarom.
Als hun kind maar niet belemmerd of onderdrukt wordt in z'n natuurlijke ontplooiing, zijn de ouders tevreden. Alles krijgt de vrije loop: agressie, nieuwsgierigheid, lichamelijkheid zoals elkaar natspuiten en verven, noem maar op.
Grootouders moeten er vaak niets van hebben als die kleintjes met hun blote kont op de nette bank gingen zitten.


Ook buiten de antiautoritaire sfeer, in de media, in de kunst, in romans wordt in die tijd ook openlijker over seksualiteit gesproken, al is Reimut Reiche daar in Seksualität und Klassenkampf niet van onder de indruk. Volgens hem gaat het om een schijnvrijheid, een nieuwe, succesvolle manier om van mensen consumenten te maken. Vooral reclame en tijdschriften zijn de boosdoeners. Met beelden van de ideale man en vrouw worden mensen verleid producten te kopen die maar kort tot tevredenheid leiden.
De antiautoritaire opvoeders willen het zelfbewustzijn en het gevoel van eigenwaarde van hun kinderen versterken door hen vrij hun seksualiteit te laten beleven. Zo zullen ze later geen consumptieverslaafde, psychisch zwakke volwassenen worden.
Ook al zou de kritiek van Reiche kloppen, er is in de jaren zeventig wel degelijk sprake van meer (echte) vrijheid op het gebied van seksualiteit, niet zozeer bij kinderen, maar wel bij volwassenen. Homoseksuelen komen uit de kast. Pedofilie wordt bespreekbaar. Zo zegt een moeder (zij is wel een uitzondering!) in de Haagse Post het prima te vinden als haar dochter zich vermaakt met de pedofiele buurtgenoot, een aardige man bij wie haar kind het naar haar zin heeft en die haar kind geen kwaad doet.
intermezzo
Hoe ver zijn we met dat aanvaarden in het nieuwe millennium? Professionals op dit gebied adviseren ouders dringend hun kinderen op te voeden tot een seksueel leven. Dat behelst meer dan seksuele voorlichting, hoewel die nog altijd zeer nodig blijkt.
Rond het jaar 2010 is er commotie rond een zesjarig jongetje dat medeleerlingetjes zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen. Volgens medisch en psychologisch onderzoek is er niets mis met het jongetje, maar de ouders zijn laaiend van woede en eisen … ja wat eigenlijk? Straf? Heropvoeding? De kranten vinden het opmerkelijk genoeg om deze 'misdaad' te melden. Het jongetje moet naar een andere school.
Hoewel al lang vaststaat dat kinderen op zeer jonge leeftijd seksuele gevoelens en wensen kunnen hebben, lijkt daar nog steeds - of weer - een taboe op te rusten. Hadden de antiautoritaire opvoeders van de jaren zeventig dat voor mogelijk gehouden? Zij zullen zo'n kind niet straffen; niets om je druk over te maken. Voed je kind op tot een seksueel leven. Zo kan het er achter komen wat het wel en niet wil. Dat is essentieel voor de ontwikkeling van een identiteit, voor zelfbewustwording. Wellicht zal een meisje zo leren dat seks niet iets is dat je aan een groep jongens kunt verkopen voor een blikje limonade. Misschien zal een jongen met zo'n opvoeding minder behoefte hebben om seks en macht aan elkaar te verbinden.
De antiautoritaire ouders hebben er weliswaar moeite mee echt verder te komen dan het tolereren van de kinderlijke seksualiteit en seksuele nieuwsgierigheid, maar in de moderne samenleving lijkt zelfs dat tolereren voor menig ouder nog een brug te ver.
Er is een voorbeeld van een gebeurtenis in de Kommune, dat illustreert hoe ouders zoeken naar 'het accepteren van kinderlijke seksualiteit'.
Een moeder brengt het hiervoor al genoemde jongetje Nessim en het meisje Grischa naar bed. Ze streelt Nessim, ook zijn penis. Grischa wil ook een penis hebben, om mee te plassen. Ze kan Nessims penis toch krijgen, zegt de moeder die zich een gesprek herinnert over de mogelijkheid dat mannen hun penis niet meer als hun exclusief eigendom beschouwen. Grischa heeft daar wel oren naar, maar Nessim niet. Als de moeder zegt dat Grischa de penis zachtjes moet strelen, stemt Nessim in; als hij dan de vagina van Grischa mag aaien. Na wat geharrewar over het aantal keren dat er gestreeld mag worden, proberen de kinderen te coïteren.
In het commentaar hierbij stellen de Kommuneleden dat de emotionele en rationele verwerking van het verschil in geslacht een zeer belangrijk moment is in de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. De ouders proberen niet alleen 'onbevangen de seksuele functies uit te leggen' maar ook 'de van de geslachtsorganen uitgaande lustgevoelens van kinderen affectief te stimuleren'.
Ze constateren overigens ook dat de kinderen het vrouwelijke geslachtsdeel lager waarderen dan het mannelijke, namelijk als een gemis: een man heeft een penis, een vrouw niet.

Voor zover wij weten, komt het in de Nederlandse crèches niet zo ver. Nieuwsgierigheid wel, en dat is prima:
Ik zie nog die jongen en dat meisje die echt verdiept waren in elkaars geslachtsdelen. Echt van: wat is dat nou? Dan grijp je niet in. Maar als die nieuwsgierigheid zo groot wordt dat ze gaan kijken hoe ver je een lepel in een vagina kunt duwen, grijp je wel in,' zegt een van de moeders.
In een tweede verhaal uit de protocollen van Kommune II, discussiestof voor de Nederlandse ouders, richt de seksuele belangstelling van een kind zich op een volwassene. Grischa kan niet slapen en kruipt bij de volwassen Eberhard in bed. Ze aait hem en heeft het over zijn platte borst, zijn ribben, zijn tepels. Daarna trekt ze zijn onderbroek naar beneden en streelt zijn billen en penis. Als Eberhard een stijve krijgt, straalt Grischa. Hij moet de penis 'dicht maken' en 'klein maken'. Dan trekt ze haar maillot uit en zegt ze 'erin stoppen'. Eberhard zegt dat zijn penis veel te groot is. Grischa probeert hem over te halen. Probeer het maar, zegt Eberhard en dan constateert Grischa zelf dat de penis te groot is.
In een commentaar van de Prins Konstantijn staat:
Zoals uit het protocol blijkt, beseffen de kinderen zelf de onmogelijkheid om hun geslachtelijke wensen met volwassenen te bevredigen.' Willen de kinderen dat werkelijk zelf kunnen ervaren, dan moeten ouders dat niet verbieden, maar 'in staat zijn hun eigen remmingen te overwinnen. De bewust gemaakte ervaring werkt voor de kinderen als motief om hun geslachtelijke seksualiteit meer in overeenstemming met de werkelijkheid te bevredigen met leeftijdgenootjes in plaats van met volwassenen.
De Nederlandse antiautoritaire ouders onderkennen dat kinderen seksuele gevoelens hebben en laten hen vrij om - al dan niet met een ongemakkelijk gevoel - bij elkaar de verschillen te onderzoeken. Maar het 'affectief stimuleren van geslachtelijke lustgevoelens', het strelen van de edele delen van de kinderen, gaat de meeste ouders te ver. Alleen bij de Prins Konstantijn gebeurt dat.
Dit roept bij buitenstaanders op zijn zachtst gezegd bevreemding op, zoals blijkt uit de reacties die de crèche krijgt na vertoning van De Heilige Familie (1971). Deze film van Jan van den Brink, gemaakt in opdracht van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, laat zien hoe het in de Prins Konstantijn toegaat. Met de film gaat de crèche de boer op.
Connie:
Niemand praatte in de pauze tegen me. Het waren vooral de blootscènes die mensen kwaad maakten. Dan zei ik dat ik het vreemd vond dat je een kind overal mocht aaien behalve bij zijn piemel. Het was natuurlijk niet zo dat we ze betasten of met ze naar bed gingen. Toch vonden de mensen dat moeilijk.

Agressie

Lees Freud er maar op na, zeggen de antiautoritaire ouders tegen elkaar, in de gesprekken over agressie. Het goed om agressie te uiten. Kijk maar eens wat er gebeurt als je dat niet doet. Agressie is een uiting van een biologische drift die zich moet ontladen. Alle kinderen hebben daar wel eens last van, de een wat meer dan de ander; een kwestie van temperament. Straffen is geen adequaat antwoord op agressie. Door te straffen frustreer je kinderen en die frustratie gaan ze later misschien op een heel andere manier uiten. Misschien wel op een sadistische manier. Kinderen moeten de ruimte krijgen agressie te uiten.
Een moeder weet nog goed hoeveel vuur er in zo'n kind kon zitten. Dan ging een van hen met hem de zandbak in. Dan gooide die en dan smeet ie. Jan uit Amsterdam merkt dat jongetjes vaker agressief zijn dan meisjes:
Eén jongetje gaf je, meteen als hij binnenkwam, een stomp tegen je kruis. Het is lastig daarop te reageren, want het doet pijn. Ik liet dat duidelijk merken, maar hij bleef dat doen, bij alle mannen. Met jongetjes maakte hij ruzie. Tegen vrouwen was hij aardig.
Een ander vader uit Amsterdam herinnert zich:
Een moeder stond te babbelen en reageerde niet op haar zoontje. Die werd zo kwaad dat hij haar sloeg met een stuk hout. Die moeder geneerde zich, maar ze sloeg niet terug, wat toch de beste reactie was geweest.
Dat zegt die vader dan wel, maar de theorie schrijft voor dat de moeder op rustige toon iets zegt als 'Au, je hebt me pijn gedaan'. Vervolgens kan ze uitleggen dat zoonlief ook op een andere manier haar aandacht had kunnen trekken.
De antiautoritaire ouders willen de kinderen leren hoe ze voor zichzelf kunnen opkomen, zonder dat er klappen hoeven te vallen. Ze willen hun kinderen leren om te kijken wie de agressor is en om daar dan naar toe te gaan en te zeggen hoe vervelend zijn gedrag is. Ook leren ze de kinderen dat het ene kind agressiever kan zijn dan het andere, maar dat er ook kinderen zijn die meer in een hoekje zitten. Hoe stimuleer je zo'n kind voor zichzelf op te komen?
De vaste kracht van de Pater Brugmancrèche:
Je had sterke en zwakke kinderen. Een verlegen, dik, bangig jongetje kon helemaal dichtslaan. Sterke kinderen vonden dat ze alles moesten hebben. Zat er een bij mij op schoot, dan wilde een ander erop. Ik vond het een ontdekking dat kinderen op die leeftijd nog geen moraal hebben. Een klap op je hoofd krijgen met een stuk hout doet zeer, maar een ander kind een klap ermee geven, is een wetenschappelijk experiment. Kijken hoe dat gaat. Dat hoort bij die leeftijd.
Sommige kinderen worden steeds weer besproken; kinderen die er om de haverklap op in slaan, met een schepje op iemands kop timmeren.
Terwijl dit een tijd is van pacifistische ideeën. Je mag niet zeggen: sla maar terug. In het uiterste geval leer je maar weg te rennen. Ze leren die kinderen te praten. Die zijn dan ook heel goed met hun mond, hoewel ook dat agressie kan oproepen. Op de crèche mag een kind best boos zijn op een ander, maar het moet niet te ver gaan. Ze mogen elkaar geen pijn doen. Maar ja, als een vader merkt dat zijn zoon een keer op school in elkaar geslagen is, krijgt hij er spijt van dat hij hem niet geleerd heeft te slaan en te schoppen.
Op elke crèche zitten wel kinderen die graag hun tanden in een ander kind zetten. In Amsterdam Zuidoost hebben ze zo'n echt agressief jongetje. Over hem wordt tot diep in de nacht doorgepraat. Dat gaat gepaard met huilpartijen van de moeder, die het ook niet meer weet. De ouders proberen de moeder praktisch en theoretisch te ondersteunen, want dat jongetje moet er wel mee stoppen. Het duurt maanden voordat er iets verandert in het gedrag van dat jongetje, maar het lukt. Hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen, weten de ouders niet meer.

Oorlogstuig als namaakgeweertjes of pistooltjes komen er niet in. Wel LEGO, dus maken de kinderen pistooltjes van lego. De ouders zijn misschien niet allemaal pacifistisch, maar ze zijn unaniem tegen geweldspelletjes. Geweld roept geweld op, vinden ze. Dat neemt niet weg dat de kinderen die spelletjes leuk vinden. Waar het dan toch getolereerd wordt, mogen ze in ieder geval nooit op iemand richten.
De kinderen van de Pater Brugmankresj in Nijmegen vinden er ook iets op. Ze pakken gewoon een stuk hout en doen alsof ze aan het schieten zijn. Of ze verzamelden alles wat los en vast zit en gooien dat op een grote hoop. We spelen brandstapeltje, zeggen ze dan. Reden voor discussies dus, of dat wel mag.

Agressie kan ontstaan doordat een kind iets van een ander kind afpakt. In ieder geval dreigt er dan een conflict. Ook dat moeten de kinderen zelf oplossen. Vooral moeders kijken met pijn in hun maag naar ruzies. Soms vragen ze zich af wat een kind van dergelijke situaties 'leert'. Dat de dief straffeloos zijn of haar gang kan gaan? Dat de bestolene voortaan op haar poot moet spelen? Geldt het recht van de sterkste; willen ze dat?


Grenzen stellen

Ingrijpen is autoritair gedrag, niet de bedoeling dus. Je moet kinderen niet verbieden en ook geen activiteiten voorschrijven. Ze gaan altijd wel wat doen, vinden de antiautoritaire ouders. Laat ze zelf ontdekken, dan merken ze vanzelf waar ze plezier aan beleven en waaraan niet. Het is niet de bedoeling dat kinderen wennen aan de idee dat ouders het weten en hun vertellen wat ze moeten doen. Kinderen weten veel op hun eigen niveau. Ze kunnen zelf bepalen wat ze willen. Als kinderen die vrijheid krijgen, is de kans groot dat ze opgroeien tot autonome wezens: levend naar eigen, door henzelf ontwikkelde normen. "Ze komen er echt wel uit als jij je er niet mee bemoeit."

DGA-10-04-74-c (57K)
De Groene Amsterdammer van 10 april 1974

Dat is in eerste instantie het uitgangspunt. Maar het is een moeilijk punt en brengt veel onzekerheid bij de ouders met zich mee.
Rachel uit Groningen geeft een voorbeeld:
Dan hoopten we dat de kinderen vanzelf zouden gaan opruimen. Daar discussieerden we dan weer over: moesten we afwachten of toch maar zelf opruimen? Of moesten we de kinderen de opdracht geven om op te ruimen? Ik kan me niet herinneren dat de kinderen ooit uit zichzelf gingen opruimen.
Ze komen er niet goed uit. Niet alleen in de Amsterdamse crèche, ook in Groningen is het in het begin 'een ongelooflijke, onbeschrijflijke chaos'. Daar ontstaan discussies over, want de kinderen komen niet op gang in die chaos. Ouders vragen zich af wat de consequenties zijn als ze de kinderen in onveilige situaties vrij laten. Worden ze daar echt zelfstandig en autonoom van of is er kans dat ze het niet of nauwelijks overleven? Als een kind een ander kind met een hamer op z'n kop dreigt te slaan, wat dan? Ze hebben gehoord van crèches in Duitsland waar ze dat laten gaan. In Nederland vinden ze dat veel te ver gaan. Maar als het lukt om niet in te grijpen en het loopt goed af, dan zijn ze heel tevreden. Zoiets geeft veel voldoening.
Moeder Diny uit Groningen:
Een meisje duwde onze dochter vaak weg, sloeg, of pakte dingen af. Op vergaderingen hadden we het erover of we nou moesten ingrijpen. Ik zei: ze komt vrolijk terug naar huis, ze heeft er nog geen last van. Maar op een gegeven moment dacht ik: nou duurt het niet lang meer of ik grijp in. En weer werd mijn dochter weggeduwd, maar deze keer duwde ze terug. Vanaf dat moment was ze niet meer bang. Door niet in te grijpen gaf ik haar de kans het zelf op te lossen.
Moeder Rachel zegt dat zij zich er altijd ongemakkelijk over heeft gevoeld. Op welk punt ging je sturend optreden of nam je de zwakkere in bescherming? De pop van onze dochter is een keer afgepakt en het lukte haar niet die terug te krijgen. Daar was ze heel verdrietig over. Achteraf vind ik dat ik haar in bescherming had moeten nemen, dat ik haar in de steek heb gelaten.
Ingrijpen strookt niet met de beginselen van de antiautoritaire opvoeding. Dan leg je kinderen jouw regels op en ontneem je ze de kans zelf te ontdekken wat wel en niet kan. Maar niet ingrijpen kan vreselijke gevolgen hebben.
Dino R uit Amsterdam herinnert zich dat de kinderen soms een grens overtraden waarvan zij niet wisten dat die er lag. Dan gebeurden er ongelukken. Dan stoorden ze zich niet aan wat een weifelende ouder zei en verbrandden ze hun armen of kieperden ze heet water om of ze flikkerden van een net even te hoog trappetje af. Ze konden ook zo waanzinnig nieuwsgierig zijn.
De leidster in Nijmegen laat het niet ver komen en kiest niet de weg van kijken hoe het afloopt. Als een kind iemand met een stuk hout te lijf gaat, pakt zij het gewoon af. Ze vindt dat haar verantwoordelijkheid tegenover de ouders.
DGA-10-04-74-e (45K)
De Groene Amsterdammer van 10 april 1974

Als ouders te laat ingrijpen, is het kwaad al geschied, maar bij te snel ingrijpen komt een kind er nooit achter wat de reactie van de ander zou zijn geweest. Ziedaar het dilemma. Veiligheid en hygiëne, daar liggen al snel de eerste grenzen. Hoe ver mogen kinderen gaan? Wat is precies het moment waarop een ouder ingrijpt? En als je ingrijpt, wanneer dan? De ouders proberen daar regels voor te formuleren, waarbij blijkt dat de ene ouder voorzichtiger is dan de andere.
Niemand wil dat de kinderen rotte tanden en kiezen krijgen, dus: tanden poetsen moet. En voorzichtig zijn in het verkeer moet ook. Ze leren de kinderen om te gaan met gevaarlijke voorwerpen.
Zelfs als de kinderen geen gevaar lopen, is niet alles toegestaan. Maar altijd als de ouders grenzen stellen, leggen ze uit waarom iets niet kan. Of ze leggen uit hoe het moet, omgaan met messen en zagen.

De kinderen van de Prins Konstantijn worden lange tijd heel vrij gelaten. Niet alleen wat betreft het maken van rommel, ze eten ook met hun handen en soms staan ze in het eten. Allemaal in het kader van de vrije lustbeleving. In Amsterdam Zuidoost komt er een werkgroep pedagogiek die gaat onderzoeken of knoeien met eten vies is. In Nijmegen wordt niet met eten geknoeid en het wordt ook niet weggegooid. Het eten zelf is altijd gezond. De kinderen vermalen stevig bruin brood, knagen aan wortelen en kauwen op andere, niet suf gekookte, verse groenten. Als ze iets niet lusten, laten ze het staan.
Vaak mag het kind zelf beslissen tot hoe laat het blijft spelen. Als ze niet naar bed willen, gaan ze niet. Of ze gaan wel, maar dan gaan ze niet slapen. Geen probleem. De ouders van de Prins Konstantijn vinden dat zij een beter zicht op de moeheid van het kind hebben. Een vermoeid kind gaat zich vervelen of wordt agressief tegenover andere kinderen of ouderen. Maar zoiets moet door het kind zelf ervaren worden. De kinderen bepalen dus zelf wanneer ze gaan slapen.

Kortom, troep maken, smerig worden, speelsheid, creativiteit, seksualiteit en agressie; het hoort allemaal bij het kind. Als een kind huilt, boos is, lacht, schopt, smijt, omdat het spanning kwijt moet, dan moet daar geen standje, boosheid of verbod op volgen. Geen onderdrukking van gevoelens. Doe je dat wel, dan zet je een rem op de ontwikkeling van de Ik-sterkte en autonomie.