Er zijn twee soorten spektra te onderscheiden:
  1. Een absorptiespektrum
  2. Een emissiespektrum
Een lichtbundel met bepaalde (variërende) golflengte wordt door de te onderzoeken stof gestuurd (valt door de stof). Bij sommige golflengtes zal de stof een hoeveelheid van het licht absorberen met als gevolg dat de doorvallende bundel armer is aan straling van die golflengte(s). Dit wordt opgemerkt door een stralingsdetektor. Dit kan een piek (naar beneden) in de grafiek betekenen.

De aangeslagen molekulen zijn niet stabiel en zullen (snel) terugvallen in de grondtoestand. Bij dat terugvallen wordt nieuwe straling uitgezonden (in alle richtingen). Ook deze emissiestraling kan met een detektor (in de tekening onder een hoek van 90 graden) worden gemeten en in een grafiek worden uitgezet. Je ziet pieken naar boven.

Aan het patroon van een spektrum is vaak te herkennen om welk molekuul het gaat. Het zijn een soort vingerafdrukken van molekulen en atomen.





terug naar start