3.2 Faseveranderingen

Een faseverandering is niet echt een chemische verandering, geen chemische reactie (hoewel het verschil niet altijd even duidelijk is).
Als er intern iets gebeurt met de deeltjes van de stof (ze ondergaan echte verandering) dan heb je een scheikundige reactie, maar als die deeltjes alleen maar veranderen in positie, trilling, energie, e.d. maar vanbinnen blijven ze gelijk, dan spreken we meer van fysische veranderingen. Dat kunnen dus faseveranderingen zijn.
Zo kunnen deeltjes in een rooster (vaste stof dus) op een paar manieren uit elkaar vallen:
  1. Bij smelten (als een stof in droge vorm wordt verhit).
  2. Bij oplossen (gebeurt altijd in een oplosmiddel, zoals water)
Als een stof met een ionrooster smelt ((s) → (l)) of oplost ((s) → (aq)), heeft dat tot gevolg dat de ionen vrij door elkaar heen gaan bewegen.
De bekende faseovergangen zijn:

(s) (l) smelten of stollen
(l) (g) koken of condenseren
(l) (g) of (s) (g) verdampen
(g) (s) sublimeren

Het is leuk om op Youtube filmpjes over dit onderwerp te zoeken. bijvoorbeeld het volgende


Fase overgangen zijn dus niet altijd echte chemische reacties; ze behoren tot de natuurkundige verschijnselen. Let er dus op dat bijvoorbeeld koken iets heel anders is dan ontleden!!!! Dit wordt nogal eens door elkaar gehaald. Ook zijn er stoffen die bij verhitting niet smelten of koken, maar voortijdig gaan ontleden (bijv. suiker).

Opdracht 37
Beschijf zo schematisch mogelijk de volgende twee processen:
  1. het "koken" van suiker (theoretisch)
  2. het ontleden van suiker (wat in de praktijk gebeurt als je suiker verhit)


Een paar voorbeelden van veranderingen van aggregatietoestanden, faseveranderingen:
  1. smelten van ijs: H2O(s) H2O(l)
  2. benzine verdampt: C8H18(l) C8H18(g)
  3. lood kan ook smelten: Pb(s) Pb(l)






terug naar start