Coördinator Windzak
mei 1990
De windzak draait mee met alle winden van zijn superieuren.
"Lekker windje vandaag, baas."
Hij draait en kronkelt om z'n onvermogen om enig eigen kunnen te vertonen te camoufleren. Hij is door de Nederlandse regering uitgezonden om les te geven, maar is zo'n slechte docent dat alles geoorloofd is om afleidende bezigheden te zoeken. Alles goed, zolang hij maar niet hoeft les te geven, zijn hoofdmotief om zichzelf als coördinator naar binnen te konkelen.
"Niemand anders wilde die klus klaren. En dat begrijp ik wel, je hebt geen idee hoe druk ik het heb. Voor lestaken heb ik nauwelijks tijd."
De weinige groepen studenten die in het leslokaal op hem zitten te wachten, krijgen te horen:
"Hij heeft hoofdpijn, bijpijn, zit in vergadering, is met verlof."
Zijn landgenoten binnen het project stelt hij tevreden door ze overal de hemel in te prijzen vanwege hun enorme inzet en ze te verleiden zijn slechte voorbeeld te volgen, wat het merendeel graag doet. Ze kunnen hem niets verwijten. En waarom zou je kritiek leveren als je - indien gewenst - er rustig de kantjes af kan lopen. Elke aanvraag voor vrije dagen wordt door deze coördinator gehonoreerd.
"En je hoeft heus niet voor elke vakantiedag toestemming te vragen."
Op de één of andere wijze dringt toch tot de Nederlandse geldschieters door dat er iets niet klopt en er verschijnt een externe evaluatiecommissie op het toneel. De windzak blaast zich vol, vertoont zich in zijn volle omvang en overtuigt de commissie ervan dat er hard gewerkt wordt binnen dit project. Helaas is niet geheel te voorkomen dat de commissie inhoudelijk enkele gebreken aantoont.
"De staf zal zich moeten bezinnen op de vraag naar de effectiviteit van haar didactische aanpak. De structuren zijn er wel, maar inhoudelijk lijkt er iets te ontbreken."
"Maar natuurlijk heren, komt helemaal in orde."
De commissie vertrekt en coördinator Windzak verklaart namens iedereen dat het commissierapport van geen kant deugt. Die ene medewerker die openlijk protesteert tegen laksheid en inhoudsloosheid, schildert hij bij de Amsterdamse supervisor als lastige querulant af. Jammer alleen dat die de steun krijgt van de Mozambikaanse collega's die overal buitengehouden worden, maar al lang nattigheid voelen.
Als door een wonder, of anders in een vlaag van oprechtheid, en waarschijnlijk gesteund door het niet vleiende evaluatierapport, draagt de supervisor in Amsterdam het idee aan om de bemanning van het coördinatieteam te veranderen. De Mozambikaanse supervisor mag dit onprettige werk uitvoeren en doet dit met veel tact en overleg.
Uitkomst: de windzak moet ophouden met coördineren. Die bidt en smeekt en krijgt voor elkaar dat hij nog een half jaar aan mag blijven als adjunct. Daarna moet hij toch echt terugtreden. In plaats van hooguit vier uurtjes per week lesgeven, loopt hij nu gerede kans om maar liefst vijftien hele lesuren per week te moeten geven.
"Hoe kom ik hier onderuit?"
Maar er bestaat wellicht een uitweg. Er is een mogelijkheid om met EEG-gelden computers te kopen. Men zou dan een computerzaal kunnen inrichten en een computercursus kunnen inbouwen. Een gegeven paard kijk je niet in de bek, de Universiteit in Maputo ziet dat wel zitten. Amsterdam, de VU ook; die kan er wellicht mooi weer mee spelen, ziet een kans. Samen blazen ze het hele idee op tot windzakproporties, laten een deskundige uit het buitenland overkomen die een week lang met alle mogelijke instanties praat en een verslag schrijft met daarin de door de coördinator overal aangeblazen gedachte dat er in elk geval twee deskundigen nodig zullen zijn die deze enorme organisatie voor hun rekening gaan nemen.
Hij wacht een paar maanden alvorens met zijn beschamende onbeschaamdheid te komen. Het verslag van de deskundige verdwijnt in een lade. Er was altijd al een soort computercommissie, maar zelfs tijdens het bezoek van de deskundige wordt die er niet bij geroepen. Zelf schrijft hij een concept-eindverslag van de commissie, waarin de commissie verklaart het helemaal eens te zijn met de conclusies van de deskundige: de invoering van een pilotproject moet in 1991 gerealiseerd worden, Twee personen moeten beschikbaar gesteld worden om dit werk te coördineren en dat moeten natuurkundigen zijn waarvan één een Nederlander.
Rara, wie zou dat wel wezen, wie zou dat wel zijn? Die twee personen, een Nederlander en een Mozambikaan, zouden een lestaak van slechts 50% moeten krijgen, maar eerst een opstartcursus van twee weken in Nederland, in februari 1991, d.w.z. tijdens de lessen van het tweede semester. Weer komt een aap uit de mouw: hij verklaart zichzelf tot deskundige, terwijl hij met de computer voornamelijk ongelukken maakt tot nu toe. Hij voorziet zich voor de zoveelste keer van een ellenlang verblijf in Nederland gedurende het tweede semester.
Echte verantwoordelijkheid is er niet, want het hele zaakje is een pilotproject, ofwel een rotzooi-maar-wat-aan project waarbij de Mozambikaanse medewerker mag optreden als er echt werk aan de winkel is. De vele onbeantwoorde vragen schuift hij terzijde.
Jammer maar helaas voor hem, de computercommissie doet niet wat hij gewend was en stemt zijn concept weg. De komende cursussen moet er vooral op didactisch gebied heel veel gedaan worden, terwijl er nog veel onbeantwoorde vragen liggen. Tijdens de discussie raakt iedereen er van overtuigd dat dit project in veel rustiger tempo moet worden ingevoerd, en wel een jaar later.
Als enige in de commissie en zonder enig ander argument dan dat hij wel in zijn voorstel gelooft, stemt hij tegen. Twee andere leden van de commissie wordt gevraagd een nieuw eindvoorstel te schrijven. Een laatste poging om toch die twee mensen hun voorbereidende werk (en dus 50 % werktijd) te laten doen, wordt afgestemd. Alzo geschiedt het dat Windzak zijn plannetje naar de nevelen ziet verwaaien.
Nog geeft hij niet op: voor het eerst in het computercommissietijdperk verschijnen notulen van de vergadering, door hem gemaakt, waarin hij alle feiten verdraait of in ordinaire leugens omzet. Hij schrijft nog een vergadering uit met als enige onderwerp zijn commentaar, dat evenwel nog niet is bijgesloten.
"Ziet men niet hoezeer ik de zaak van de Mozambikanen dien door ze een computercursus te gunnen? Van mijn verslag hebben jullie geen spaan heel gelaten. Schande."
Uiteindelijk blijkt ook deze poging om de zaak nog terug te draaien, tevergeefs. Twee leden van de directie besluiten om tegen hem te zeggen dat dit geen basis is om te vergaderen en dus wordt de vergadering - met een uitgebreider agenda - uitgesteld met een week.
Tijdens het verblijf van de supervisors doet hij zowaar nog een poging tot herziening, maar die wordt overruled door een voor hem nog veel negatiever bericht. Verwacht wordt dat de geldschieters niet akkoord zullen gaan met dit pilotproject. Kijk, dat hadden we bij de juiste voorbereiding meteen kunnen weten en ons heel veel werk en ergernis kunnen besparen. Een heel jaar zinloos gedoe.
Nog eens doet de kat in het nauw een rare sprong: die 50% lesvrijstelling, die is toch wel zo belangrijk en noodzakelijk…
De man blijft maar tobben over die zware lestaak, die als een donkere wolk boven zijn hoofd hangt. Een laatste kans, een ultieme poging: Er zijn drie types lessen: theorie, oefeningen en laboratorium. Dus stelt hij voor dat hij alleen maar laboratoriumlessen zou gaan geven.
Deskundigen uit Nederland, voor zeer veel geld hier tewerkgesteld, zijn hier als voorbeeldgevers op het gebied van het lesgeven. En dan zou zo iemand hier alleen wat laboratoriumlessen geven. Gelukkig gaat de sectie hiermee niet akkoord, en ja, o, wat wordt hij toch vreselijk gepest. Waarom toch?
Eind mei 1990 te Maputo