Paradijs Okavango
1992
Met Moeti in de Okavango
Botswana, 1992
Oddball's reisorganisatie had gefaxed dat we om elf uur op het vliegveld van Maun moeten zijn. Daar zal dan het hoogtepunt van onze reis beginnen: de Delta. En jawel, een vrouwelijk piloot van het type vette koe wacht ons op met een heel klein éénmotorig machientje.
Zij gaat ons in 20 minuten naar Chiefs-eiland brengen waar de campsite is. De andere passagiers zijn nog een Nederlans stel en een Duitser. De pilote draait zich een paar graden om in haar stoel en doet mechanisch haar verhaal over duur van de tocht, hoogte, gevallen van nood. Ik hoop dat de veiligheid evenredig is met haar dikte.
Wat een schitterende vlucht! Ongelooflijk mooi uitzicht, panorama's. Zeer vriendelijke ontvangst op de airstrip door mensen van een andere organizatie, die dus alras ontdekken dat ze de verkeerde mensen warm hebben welkom geheten. Grappig is dat. We moeten een half uurtje wandelen. Zonder bagage, want die wordt per mokoro vervoerd. Eric heet ons welkom hij heeft zoologie gestudeerd en is afkomstig uit Schotland. Lang geleden organiseerde hij Safari's, voor de heuse jacht nog wel. Lekker gegeten in het 'restaurant' waarvan de kok graag verder zou willen studeren op een hogere kookschool. We bestellen ontbijt en brood voor de volgende ochtend en zoeken onze kampeerplek. Hier en daar staan wat rieten hutjes; wc's en douches zijn buiten; een speciale hut dient om etenswaren in te bewaren. In de tent is het niet veilig vanwege de roofzuchtige apen. Een andere uit riet en hout opgetrokken hut is de bar en het winkeltje. De stilte is geweldig, afgezien van wat huilende hyena's.
Voor de zoveelste keer tijdens deze reis betreuren we het vergeten van een verrekijker, hier met zoveel vogels. Stom! In de winkel verhuren ze allerlei kampeerbenodigdheden, maar géén verrekijkers. We zullen het zonder moeten doen. Eric zegt dat hier olifanten rondlopen en ook de hippo's willen wel eens bij de tenten rondneuzen. Verder is er een luipaard in de buurt, maar, verzekert hij ons, die ziet jullie wel, maar jullie hem waarschijnlijk niet. Altijd schoenen aan i.v.m. slangen. Geen paniek als je beesten ontmoet, rustig in de tent gaan. Onderweg met de mokoro strikt de orders van de gids opvolgen. Als dat niet spannend is allemaal. Vannacht hier slapen, vuurtje maken om de beesten op afstand te houden en morgenochtend, ja dan gaan we de Delta in.
Moeti staat ons al op te wachten; zijn mokoro (de legendarische Afrikaanse uitgeholde boomstam) schommelt in het water. Inladen, wegwezen en direct het natuurreservaat in. Leuke jongen, onze poler, de man die de stok bediend, net als in Venetië. We varen door een groen blauw geel bruin helder onbedorven landschap, drie tot vier uur. Drie mensen en alle bagage in een mokoro; het kan. Soms is het even zoeken waar je je benen legt, maar wonderlijk genoeg is er toch ruim voldoende plaats; boten zijn altijd groter dan je denkt. Als we ergens hebben aangemeerd en ons bivak hebben gemaakt, vergezel ik Moeti naar een plek waar hij zijn net wil uitzetten om wat vis te vangen. Hij trekt zijn broek uit en stapt in het koude water (juli is winter in Afrika). Bibberend maakt hij eerst over een afstand van wel 10 of 15 meter een strook water vrij van riet. Dan plaatst hij het net met rietstengels als drijvers. De vis hoeft maar in de mazen van het net zwemmen en daar met zijn kiewen in verstrikken.
Onze tent staat nu onder de palmen van een paradijseilandje, in de stilte met alleen het geluid van de ruisende bomen, van vogels, van vallende bladeren en misschien beesten die we horen maar niet zien. Aan de overkant van het water ligt een troepje antilopen te luieren in de zon. Even later springen ze op en zetten het allemaal op een rennen en springen, door het water. Waarom? Waarheen?
Moeti spreekt redelijk engels, is geboren en getogen in de Okavango Delta en vertelt ons onderweg de naam en bijzonderheden van iedere vogel, insekt, waterplant die we tegenkomen. Hij lijkt alles te weten. Drinkwater? Gewoon je emmer vullen in de plas. De schijn van Het Paradijs wordt alleen vertroebeld door de voortdurende aanwezigheid van een zwerm vliegen om en op ons. We kunnen toch niet om ons heen blijven slaan dus laat maar zitten waar ze zitten, behalve als ze ogen of lippen onderzoeken.
Tot de taken van de gids behoort zeker het op safari gaan met zijn gasten. Hij neemt je mee naar een gebied met wilde dieren en leidt je daar veilig doorheen, in de hoop dat je er wat van ziet. Zo deed ook onze Moeti. Vanuit ons kleine veilige eilandje namen we de mokoro, tent en al achterlatend, naar een gebied met veel meer droog oppervlak waar ruimte is voor alle dieren en waar de kans groot is ze ook aan te treffen. Een kwartiertje polen en we stappen weer uit. Hij spreekt ons nu officiëel toe in zijn functie van gids:
"We zijn hier op chiefs-island, van het Moremi Wildpark. Er zijn heel veel vriendelijke dieren als bokjes, antilopen, kudu's, impala's, hyena's enz enz. En er zijn gevaarlijke: de eenzame olifant, de buffelos alleen of in kudde, de leeuw en het luipaard. Het luipaard moet je niet in de ogen kijken, want dan wordt ie boos. Maar de leeuw moet je juist wel in de ogen kijken, want dan respecteerd hij je als zijn meerdere en valt je niet aan. Net honden. Als zo'n olifant (een bull) alleen is en tranende ogen heeft moet je rustig weggaan en afstand houden en als je buffelos tegenkomt, dan kun je maar het best om in een boom te klimmen. De eenzame buffelo is het enige wezen waarvoor ik bang ben."
Onder indruk van zijn toespraak lopen we met kloppend hart achter hem aan. Een forse wandeling die allerlei wild oplevert van het ongevaarlijke soort, fantastisch om te zien. Hij stopt op tijd voor een slang die we weg zien schieten. Hij ziet, hoort en ruikt alles. Nadat hij al verschillende keren de sporen heeft aangewezen en als we midden in een open veld lopen, wijst hij ons buffelo's aan. Kijk daar, een grote groep aan de rand van dat veld, rechts voor ons. Nu wordt hij voorzichtig en maant ons tot sneller lopen.
"Niet in het open veld te blijven. We zoeken veiligheid bij de bomen."
Op onze snelle voortbeweging reageren de buffelo's, die ons allang in de gaten hadden, door zich in beweging te zetten, gelukkig in een richting van ons af. Een prachtig schouwspel van een kudde indrukwekkende beesten die de aarde doen dreunen. Met nog wild kloppend hart en met meer spanning vervolgen we onze weg. Het zijn toch vooral die open veldjes met soms vrij hoog geel gras, dat de verrassingen levert.
"Overthere, a lion, you are very lucky."
En zowaar, gelukkig een heel eind verderop zien we een leeuw boven dat gras uitsteken. Daar staan we dan, geheel onbeschermd. In dit park wordt niet geschoten, gidsen mogen geen geweer mee; dieren moeten wennen aan mensen zonder er bang voor te zijn. Wat voel je je dan afhankelijk van de kennis en ervaring van een gids. Hij is blij voor ons en vraagt of we dichterbij willen, maar ons hart klopt al genoeg, deze wandeling heeft onze verwachtingen al ver overtroffen, dus gaan we terug. Tijdens de lange terugweg verlang ik er zo nu en dan vurig naar de mokoro in het water te zien liggen, maar die laat lang op zich wachten terwijl de zon zakt. Ik heb niet genoeg vertrouwen in Moeti, terwijl we toch echt, tenslotte, het laatste stuk wadend door ondiep water, ons veilig kunnen neerzetten op de plastic kuipjes die ons tot stoel dienen in de uitgeholde boomstam. Moeti kontroleert op de terugweg nog zijn visnet, maar helaas, er zit geen visje in.
We eten blikvoer wat we met z'n vieren delen. Nog een andere pooler was er bij komen zitten. Een beetje lastig is het dat we niet gewoon op 3 personen gerekend hebben wat eten en drinken betreft. Eric had ons verteld dat de gids zelf z'n eten en drinken bij zich zou hebben. Dat is ook wel zo, maar dat is niet veel meer dan wat maismeelpap, suiker, melk en thee en het is al gauw duidelijk dat hij er van uitgaat dat we hem onderhouden. Maar als je voor drie dagen maaltijden ingekocht hebt voor 2 mensen en je hebt er dan opeens een veelvraat bij, dan kom je gewoon tekort. Dat gaat niet. Hij heeft thee bij zich, maar wil eigenlijk aldoor koffie drinken en dat hebben we in beperkte hoeveelheid bij ons. Hij rookt als een ketter, maar heeft slechts één pakje sigaretten bij zich. Dat vind ik niet leuk, want nu moet ik mijn eigen armzalige voorraad (ik was dus van plan weinig te roken, en dat zal nu wel lukken ook) met hem delen. Nou ja, het zij zo. Wat geeft het ook. We slapen er niet minder om.
Vannacht heerlijk geslapen; wat went alles toch gauw. En wat scheelt het toch dat er een ervaren gids in de buurt is. De afgelopen week kampeerden we in het Chobepark, met wilde dieren om ons heen en moesten we zelf het vuur aanhouden. Al die vreemde geluiden; nee, ik sliep niet best. Nu slaap ik als een roos vol rust en vertrouwen. 's Nachts is het trouwens meestal hartstikke stil. Wel herinner ik me de nijlpaarden die met hun geknor uit de plassen komen en rondstappen. En dan heb je de dode palmbladeren die weliswaar dood zijn maar nog niet definitief van de boom zijn afgevallen. Deze hangen en slaan in de wind regelmatig tegen de palmstam; elke keer een geluid alsof een zware stap gezet wordt door bijvoorbeeld een groot zoogdier. Wonderlijk. Heel even, nog voor het licht wordt, lijkt de bush te zingen, kort voordat de vogels komen. Wat is dat toch, dat donkere geluid? En dan komen de vroege vogels. Echt wakker wordt ik om vijf uur door geplas in het water; een kudu. We maken thee. De zonsopgang is erg mooi.
We gaan weer varen en zullen overnachten op een ander eiland. Opnieuw zo'n fantastisch mooie tocht over het water; het kan niet op. Wel een wat koude wind in vergelijking met gisteren. Na een paar uur varen komen we duitser Hermann tegen die samen met ons in het vliegtuigje zat. Nu ook met zijn manke gids in de mokoro.
We leggen aan op dit plekje; heel wijds uitzicht. We besluiten om samen de avond en nacht door te brengen op hetzelfde eilandje. De gidsen gaan hun netten uitzetten; misschien zit er morgenochtend wat in. Alles wat we nog aan blikvoer hebben kieperen we bij elkaar en we smullen met vijf mensen, waarbij de gidsen flink helpen om alles op te maken. Ook worden alle resten, inclusief de lege blikjes, aan het vuur gegeven.
Wegens de koude wind zitten we dik aangekleed bij het vuur, maar het wordt een gezellige avond. Moeti is heel nieuwsgierig naar de landen waar zijn gasten vandaan komen en wij willen alles weten van zijn leven in Botswana.
De gidsen voorzien ons van plaatselijke verhalen. Moeti vertelt die avond in zijn leuke engels over de onderhandelingen van wederzijdse ouders als zoon en dochter wensen te trouwen. Hij kent wel de woorden he en she, maar niet his en her.
"De he-parents bezoeken de she-parents en dan bespreken ze de voorwaarden, …."
Hij heeft één vrouw en twee kinderen; is vier jaar pooler; gaat steeds een paar dagen met mensen op pad en dan weer een paar dagen terug naar z'n familie. De boot waarin we varen, de mokoro, heeft hij zelf gemaakt. Het kost hem 2 maanden om de boot te maken. Hij gebruikt een soort teakhout. Het hout van de sausagetree is nog beter, nog harder en gaat een paar jaar langer mee. Maar anderzijds is het erg hard hout en kost het veel meer tijd en is het veel zwaarder werk.
"Zo kan ik de kost verdienen en zo kon ik trouwen. Want trouwen is expensive, kost heel veel pula's. Als je rijk bent kan je rustig tien of meer vrouwen trouwen, maar ik denk dat hij het maar bij 1 hou; dat is al duur genoeg."
"Als ik een meisje zwanger zou maken moet ik heel veel geld betalen aan haar familie, dus daar pas ik wel voor op."
Hij zegt dat er twee soorten bushmen zijn: de desert-bushmen en de river-bushmen, die uit de caprivistrook komen. Onze gidsen zijn allebei riverbushmen en zij zijn heel verschillend van die andere groep. Ze kijken een beetje neer op de desertbushmen, die zo idioot klein zijn.
"Too small and a very light skin and very fat bellow. It makes us laugh.
Hoe we op dit onderwerp komen ben ik alweer vergeten, maar we worden weer een stukje wijzer in de rimboe.
Tijdens de schitterende zonsondergang zie en hoor je het moment aanbreken waarop de vogels actief worden. Heel bijzonder; alsof ze de snel zinkende zon toeroepen om te blijven. Iets omgekeerds geldt voor de muggen: overdag vinden ze het te licht om zich te vertonen. Dan wordt het donker en komen ze tevoorschijn. Gelukkig, is deze tijd van het jaar duiken ze gauw weer terug in hun beschermde holletjes. Bleven ze daar maar 24 uur per dag. Met de verhalen nog in onze oren, en zonder muggengezoem, slapen we lekker in.
Duitser Hermann is een aardige man en we gaan die ochtend samen op safari met Moeti, nadat de gidsen eerst hun visjes hebben opgehaald evenals hun netten. Na een flink eind varen en dan ook nog eens een forse wandeling in de bush stuiten we op een grote groep giraffes. Dan vinden we het wel genoeg en keren om. Tot onze verrassing staat daar een eenzame olifant.
"Kalm aan!" zegt Moeti.
Hij staat daar rustig struikjes te ontbladeren, heel vredig, maar je weet toch nooit. Na een omtrekkende beweging staan we uit de wind en dichtbij. Herman maakt foto's, klik klik.
"Man, ga niet zo dichtbij!" zou ik willen roepen, maar ik moet stil zijn. Die olifant kan schrikken en boos worden. Nog een geluk dat hij de flits niet gebruikt. Wel boeiend van zo dichtbij op je gemak dat reusachtige dier bezig te zien. Even later komt ons ook nog een hyena tegemoet.
"Kijk zijn dikke buik hangen! Hij heeft zich net vol gevreten." Zegt Moeti.
We hadden al veel hyenapoep gezien: helemaal wit, en dat komt omdat ze de botten van hun aas opeten. Ik denk, ze kunnen ook niet veel anders, want wat zou een leeuw of luipaard nou achterlaten voor een hyena? In de netten zitten negen flinke vissen vast. Bream, goede vis, die meteen wordt gebakken en opgepeuzeld. Vis bij het ontbijt; weer eens wat anders. Vandaag gaan we alweer terug naar het kamp; we zouden wel langer willen, maar dat gaat niet. Wat een vakantie zo. Dat alles hartstikke vies wordt geeft niks; dat merk je nauwelijks meer. Het zand is nogal zwart en heel fijn; modderzand.
We drinken koffie en vertrekken om een uur of twee. Hermann en zijn gids gingen al eerder. Wat is het lekker om in zo'n mokoro door het 'gras' te varen. De waterplanten staan soms laag, soms hoog en op afstand zou je het water als een weiland kunnen misvatten, zo sterk zelfs dat je de neiging hebt om gewoon uit te stappen. Hier en daar zie je het glimmende heldere wateroppervlak. Dat is zwemplaats van olifanten: zij bewerken de bodem zo dat er geen waterplant meer te bekennen is. Plotseling horen we een vreselijk gegil. Moeti zegt tegen onze vragende gezichten:
"Shht, shht."
Dus wij houden ons doodstil en Moeti gaat voorzichtig op het gegil af. Door heel hoog gras, vlak bij het geschreeuw sluipen we zachtjes de boot uit, door het water naar het vaste land. De koude wind was gaan liggen dus we zijn zowat in ons blootje, op blote voeten in de bush. We zijn niet verder dan 15 meter van het geschreeuw af. Moeti klimt op een termietenheuvel en wenkt ons naar boven, fluistert:
"Lion kills worthok!"
We zien een leeuwin die een wortok dood bijt. Moeder, wat vreselijk spannend. Een verslindende leeuw heeft vast geen aandacht voor menselijke toeschouwers, hopen we. Maar dan zien we rechts van die leeuwin de kop van een andere leeuwin, die ons in de gaten heeft en begint te grommen. Wij zijn bang. Wij willen terug. Zó is het wel genoeg. Wij gáán terug. En dat mág helemaal niet van Moeti. Hij heeft nog zo uitgelegd:
"Keer nooit een leeuw de rug toe!"
Hij ziet wat er gebeurt. Terwijl we naar de boot teruglopen begint hij tegen de leeuwinnen te schreeuwen, in zijn eigen taal, spannend, niet te geloven. En wij hartstikke blij dat we weer in de boot zitten. En Moeti heeft me toch een lol; luid lachend komt hij ons achterop, ploft bij ons neer in de mokoro en poolt weg. Wij zitten na te bibberen en bij te komen van deze gebeurtenis. Moeti is opgewonden.
"Het waren er drie; ze lieten zelfs hun prooi los toen ik riep. Honden zijn het, je moet weten hoe je tegen ze moet praten en niet bang zijn. Dit gebeurt niet zo vaak. Die wortok was nog niet eens dood en probeerde nog weg te strompelen. Wat een geluk hadden we. Willen jullie nog terug om foto's te maken?"
"Nou nee, we vinden het wel mooi zo."
Ziehier het ware klapstuk van onze tocht.
Nog voor donker komen we aan bij het maincamp. Ik zwem nog even in dat helderschone water.
We nemen afscheid van Moeti. Onder de open hemel douchen we alle vuil van ons lijf. Tentje opzetten voor de laatste keer. Hout verzamelen voor kampvuur, lekker dikke stam die vast wel de hele nacht blijft branden. Gekwaak van kikkers waarvan één soort een bijzonder mooi geluid maakt. Als een toon van de marimba, of als een grote holle druppel die in het water valt. Ook de krekels doen hun best.
Om zeven uur staan we klaar voor vertrek. Tegen achten vertrekken we naar de airstrip, weer dat half uurtje lopen; bagage met de boot. Het vliegtuigje staat er al. Zo mogelijk is de terugvlucht nog indrukwekkender dan heen. We weten nu wat er in dat blauw en groen en al die andere kleuren daar beneden schuil gaat. Zo mooi, dat je er tranen van in de ogen krijgt. En zo verlaten we het Okavangoparadijs.